Wayenstein

Ligging Iets ten westen van Amerongen. Het kasteelterrein is onderdeel van het landgoed Zuilenstein.

Tekening van Roelant Roghman uit 1646/7

Andere benamingen Weyensteyn
Ontstaan Voor het eest vermeld in 1394.
Etymologie De naam Wayenstein, eerder vermeld als Weyenstein, is afgeleid van De Weyde of Amerongerweide, een gebied dat zich ten westen van Amerongen bevond en begrend werd door de Lekdijk, de Kollantsloot en de weg 'de Zuwe'.
Geschiedenis Het kasteel Wayenstein wordt voor het eerst vermeld in 1396, alleen ontbreekt dan nog de naam: "'t Huys mit ses morgen lants, gelegen tot Amerongen". In 1436 wordt het vervolgens 'dat huus tot Weyenstein' genoemd. Het perceel was ongeveer 4,5 ha groot en lag tussen de Lekdijk en de weg 'de Zuwe' en het kasteel was, net als Zuilenstein en Roijestein, op deze verdwenen weg gericht.
In 1406 vinden we als leenman van het kasteel Wijnant Dirk Wijnantsz Heereman, die daarnaast ook beleend was met Oud-Broekhuizen en Schevichoven. Na de dood van Wijnant Dirk wordt hij in 1436 opgevolgd door zijn dochter Mechteld. Door har huwelijk met Peter Ruysch, komt het kasteel in de familie Ruysch terecht. Hij was schepen en raad van Utrecht en mocht in 1441 een jaar buiten de stad Utrecht wonen, zonder zijn burgerschap te verliezen.

In 1468 sterft Mechteld en zij wordt opgevolgd door haar oudste zoon Dirk, die ook Oud-Broekhuizen en Schevichoven erft. Een kleine vijftig jaar mag hij zich eigenaar noemen van Wayenstein en wordt dan in 1515 na zijn dood opgevolgd door zijn Hugo, die met Josina Pieck van Yzendoorn trouwt. In 1536 wordt de lijst van ridderhofsteden opgesteld, maar Wayenstein wordt dan niet erkend ook niet in de jaren daarna, als nog wel andere kastelen aan de lijst worden toegevoegd. Ondanks dat, behoort Hugo vanaf 1531 al tot de Utrechtse ridderschap. En was de familie Ruysch wel belangrijk binnen het Sticht en zijn twee zoons, Ariaen en Johan, in 1540 betrokken bij het bezoek van Karel V aan het Sticht.
Vijf jaar later volgt de oudste zoon, Ariaen, zijn vader Hugo op, maar sterft twee jaar later op nog jonge leeftijd, zonder nakomelingen. Hij wordt dan weer opgevolgd door zijn broer Johan, die trouwt met Elisabeth van Brakell. De familie was zich overigens Van Ruysch van Wayenstein gaan noemen. Ook Johan wordt niet oud en bij zijn overlijden in 1560 heeft hij alleen onmondige kinderen.

Zijn zoon Hugo volgt hem op in het leen, maar legt pas in 1583 de eed af. Het blijkt dat hij dan al een jaar zitting heeft in de ridderschap van Utrecht en dat schijnt toch wel vanwege Wayenstein te zijn. Het kasteel is dan echter nog steeds niet erkend als ridderhofstad; in het begin van de 17e eeuw is de status van huis niet duidelijk. Er wordt gesproken over lusthuis of 'steenen camer'. Hugo sterft in 1594 en zijn weduwe blijft in het huis wonen.
Pas in 1642 wordt Wayenstein erkend als ridderhofstad, als de kleinzoon en naamgenoot van bovengenoemde Hugo eigenaar is en daardoor mag deze zitting nemen in de ridderschap van Utrecht. Zes jaar later verkrijgt deze Hugo het huis Pijlsweerd, dat ten noorden van de stad Utrecht stond. Hugo trouwt met Elisabeth van Asch van Wijck en zij krijgen vijf dochters, waarvan er vier ongehuwd blijven. Na de dood van Hugo in 1665 en Elisabeth in 1673 komt het huis in bezit van hun dochters, waarvan er in 1673 nog drie in leven zijn. Uiteindelijk besluit de jongste dochter, Françoise, het huis te verkopen aan Willem van Nassau-Zuilenstein, eigenaar van het ernaast gelegen Zuilenstein. Het landgoed wordt aan Zuilenstein toegevoegd en in de loop van de 18e eeuw wordt het huis afgebroken.
Bouwgeschiedenis Het is niet eenvoudig om ons een beeld te vormen van het kasteel Wayenstein. Wat met zekerheid valt te zeggen, is dat in 1436 sprake was van een (versterkt) stenen huis, aan de hand van de uitgang -stein.
Uit de 17e eeuw zijn ons twee afbeeldingen bewaard gebleven, waarmee we ons enigszins een beeld kunnen vormen van het middeleeuwse huis. De oudste afbeelding is een vogelvluchtkaart uit 1633 van het gebied van de ridderhofstad Zuilenstein. Deze kaart werd vervaardigd door de landmeter Hendrik Verstralen en geeft ons alleen een goed beeld van de omgeving van het kasteel, maar weinig details van het huis. De andere tekening is van Roelant Roghman die in de jaren 1646 en 1647 vele kastelen tekende. Op deze tekening zien we een vierbeukig rechthoekig zaalhuis van twee bouwlagen tussen bakstenen topgevels en gedekt door een zadeldak. Onder het gehele huis heeft zich waarschijnlijk ook een kelder bevonden, hoewel dit op de tekening niet zichtbaar is. Tegen beide zijmuren waren stookplaatsen aangebracht en door het aanbrengen van een hoge borstwering, was ook de zolder bruikbaar voor het huishouden. Wayenstein beschikte in elk geval over één sekreet, die in de oostmuur was aangebracht.

Naast de twee hierboven genoemde tekeningen, hebben we ook nog de beschikking over de kadastrale minuut uit 1818. Hierdoor weten we dat het kasteel op een eiland stond, maar zijn muren rezen niet direct op uit het water. Een smalle rand aarde, die ten tijde van het bezoek van Roelant Roghman sterk begroeid was, bevond zich aan drie zijden van het kasteel. Aan de voorzijde van het huis lag een ondiep plein dat werd afgesloten door waarschijnlijk een poortgebouw, dat slechts uit een bouwlaag bestond. Dit gebouw had in elk geval één trapgevel en werd gedekt door een zadeldak.
Het vermoeden bestaat dat er zich ten zuiden van het kasteel een voorburcht bevond, waarop een rechthoekige schuur met houten topgevels en wanden van hout en leem stond.
In het begin van de 17e eeuw is de status van huis niet duidelijk. Er wordt gesproken over lusthuis of 'steenen camer' en is het ook nog steeds niet erkend als ridderhofstad. Deze benaming zou heel goed kunnen betekenen, dat het middeleeuwse kasteel dan al verdwenen is. Een 'steenen camer' was meestal een boerderij met een adellijk gedeelte.

Het huis is in 1730 definitief verdwenen. Op de plaats van het kasteel werd een schuur gebouwd, waarbij mogelijk afbraakmateriaal van Wayenstein gebruikt werd. In 1818 zijn de grachten nog aanwezig, maar daarna zijn ze in de loop van de tijd gedempt. Op de voorburcht bevindt zich nu een boerderij, die deels uit de 18e eeuw zou kunnen stammen. In de geveltop bevindt zich een kloostervenster, die heel goed hergebruikt zou kunnen zijn uit het afbraakmateriaal van Wayenstein.
Naar het vroegere kasteelterrein loopt nu vanaf Zuilenstein een oprijlaan, die in 1630 nog niet aanwezig is. Vanaf de bouw was kasteel Wayenstein bereikbaar vanaf de weg De Zuwe of Zuwedijk.
Bewoners 1406 - 1436 Wijnant Dirk Wijnantsz Heereman
1436 - 1467 Mechtelt Dircsdr. Heremans (dochter), getrouwd met Peter Ruysch
1468 - 1515 Dirck Ruysch (zoon), getrouwd met Geertruide van Rijn van Groenenberch
1515 - 1545 Hugo Ruysch van Wayestein (zoon), getrouwd met Josina Pieck van Yzendoorn
1545 - 1547 Aernt of Ariaen Ruysch van Wayestein (zoon)
1547 - 1560 Johan Ruysch van Wayestein (broer), getrouwd met Elisabeth van Brakell
1560 (1583) - 1594 Hugo Ruysch van Wayestein (zoon), getrouwd met N.N. van Elderen
1594 - 1632 Johan Ruysch (zoon), getrouwd met Dorothea de Ram
1632 - 1665 Hugo Diederik Ruysch van Wayestein (zoon), getrouwd met Elisabeth van Asch van Wijck
1665 - 1696 Françoise Ruysch
1696 Willem van Nassau-Zuilestein
Onderdeel van Zuilenstein
Huidige doeleinden Op de plaats van het kasteel staat nu een schuur uit de 18e eeuw en op de plaats van de voorburcht een boerderij die nog wel de naam Wayenstein draagt.
Het geheel is onderdeel van het landgoed Zuilenstein.
Opengesteld De boerderij is niet toegankelijk.
Foto's Gravure van Hendrik Spilman naar Jan de Beyer ca 1750
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995
Afb. 1: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995
Afb. 2: boek: Provincie Utrecht, 1966