Ligging |
Deze buitenplaats stond in Baambrugge, ten zuiden van de buitenplaats
Postwijck, gemeente
Abcoude.
|
Ontstaan | De oudste vermelding dateert van 1681. |
Geschiedenis |
In 1681 blijkt Vreede Rijk in bezit te zijn van Frederick Danckerts, een
zoon van dominee Cornelis Danckerts Cornz. Er is dan sprake van een
herenhofstede. Mogelijk had hij deze al geërfd, maar gegevens daarover
ontbreken. Hij trouwt in 1683 met Petronella Bors van Waveren, afkomstig
uit een familie die de boerderij Popta in Abcoude in bezit had. Van ouds
stond hier een boerenhofstede, die in de 17e eeuw werd uitgebreid met
een eenvoudig 'heerschapshuis'. Deze diende tot zomerverblijf van de
eigenaar. Op de kaart van Gerrit Drogenham uit ca 1700 staat de hofstede
aangegeven. In 1690 sterft Frederick Danckerts en zijn echtgenote hertrouwd in 1694 met Louis Victor. Dit was een in Amsterdam gevestigde koopman op Engeland, Curaçao, Italië en de Levant. Bij beide echtgenotes krijgt ze 3 kinderen en zo blijft ze na de dood van haar tweede man in 1708 met 6 kinderen achter en gaat hoogstwaarschijnlijk definitief op Vreede Rijck wonen. Als Petronella in 1730 sterft, erven haar kinderen Vreede Rijk. De 3 kinderen uit haar eerste huwelijk erven driekwart van de hofstede, terwijl de andere drie kinderen éénkwart van het huis erven. Margaretha Danckerts is de jongste dochter uit het eerste huwelijk. Zij weet door het uitkopen van alle andere kinderen in bezit te komen van heel Vreede Rijk. Zij was in 1720 getrouwd met Pieter Bock, koopman te Amsterdam, lid van de raad van deze stad en "Resident van Zijne Koninklijke Majesteyt van Poolen, Keurvorst van Saxen", (August de Sterke). Het echtpaar krijgt 4 dochters en één zoon. Het z.g. heerschapshuis wordt door het gezin en later door de kinderen als zomerverblijf gebruikt. Hun enige zoon Joan Michiel Bock sterft in 1791, terwijl dochter Frederika in 1799 sterft. In september 1799 zijn er dus nog twee dochters in leven: Ida en Margaretha Bock, die dan 78 en 72 jaar oud zijn. De grote kamer van Vreede Rijk, de zaal genoemd, had oorspronkelijk 16 stoelen met rotting ruggen en zittingen. In 1799 stonden ze twee aan twee gerangschikt voor de penanten tussen de ramen. Op de bovenverdieping, een niet verder ingedeelde zolder, stonden vele vaste ledikanten, met "gaave, damaste en catoen gordijnen, de bedstede met een oud groen gordijn met val, alsmede twee gestreepte dito met val, de slaapbank en de rustbank met de geele oude paarde haare matras". Bovendien stonden daar ook nog 6 stoelen met 3 groene kussens. Op deze bovenverdieping kwamen de twee zussen niet meer; de ene sliep nu in het kamertje bij de zaal, grotendeels bezet door het eikenhouten ledikant van hun ouders, en de ander in het slaapkamertje waar een bed en een "eykehouten kassie met laaden" stonden. In 1799 werd een huurcontract afgesloten met Jan van Bladeren voor de huur van de boerderij en wei- en hooiland. Dit huurcontract werd in 1805 weer herzien. In 1807 zijn de twee zussen 86 en 80 jaar oud en zij besluiten de buitenplaats te verkopen. Het geheel wordt gekocht door Willem Hogenhoud, een veehouder en schepen van Abcoude was. Mogelijk had Willem de buitenplaats en boerderij gekocht met het oog op zijn negen kinderen, maar hij sterft nog in hetzelfde jaar en door zijn echtgenote wordt besloten Vreede Rijk weer te verkopen. De nieuwe eigenaar wordt Johannes Henricus Hingman, die te Amsterdam koopman was en daar woonde. Het Heerschapshuis wordt dan Herenhuis genoemd. Na het overlijden van Johannes Henricus in 1816 werd het landgoed door zijn weduwe weer in veiling gebracht. Had de vorige eigenaar het herenhuis verhuurd, uit de veilingpapieren blijkt dat Hingman het huis zelf bewoonde, hoewel niet permanent, want hij was ook eigenaar van de buitenplaats Kroonesteyn. Vreede Rijk komt nu in bezit van Ferdinand Beneker, medicine doctor te Amsterdam, die het herenhuis als zomerwoning bleef gebruiken. Ook de volgende eigenaar doet dat: Cornelis Johannes van Kerchem, wonen in Maarssen. In 1834 verkoopt hij Vreede Rijk aan Adriaan Paets van Troostwijk en brengt het meubilair van het zomerhuis apart in veiling. Adriaan Paets van Troostwijk woonde op Sterreschans en was in zijn tijd een bekend schei- en natuurkundige. Hij sterft 3 jaar later en van zijn enorme nalatenschap erfde de oudste dochter van zijn kleindochter Gardina Maria Scheidens, die getrouwd was geweest met Hendrik Gillot, o.a. Vreede Rijk. Agathe Henriette Charlotte Marie Gillot, die als klein kind al vermogend was, trouwde met Jan Pieter Christiaan baron van Reede tot Ter Aa, en het jonge echtpaar ging op Rupelmonde wonen, waar in 1852 hun oudste dochter werd geboren. In 1855 werden de resten van het 'heerschapshuis' gebruikt voor de bouw van een nieuwe stal bij de boerderij. De boerderij diende alleen nog als belegging en bleef lang in bezit van de familie Van Reede tot Ter Aa. Momenteel is Vreede Rijk in gebruik als woonboerderij. Bij de laatste verbouwing werd een torso opgegraven van een 18e eeuws tuinbeeld, dat Hercules lijkt uit te beelden. (Foto 1) |
Bewoners |
1683 - 1690 Frederick Danckerts, getrouwd met Petronella Bors van Waveren 1690 - 1708 Petronella Bors van Waveren, getrouwd met Louis Victor 1708 - 1730 Petronella Bors van Waveren 1730 Margaretha Danckerts, getrouwd met Pieter Bock - 1791 Joan Michiel Bock 1791 - 1807 Ida en Margaretha Bock 1807 Willem Hogenhoud 1808 - 1816 Johannes Henricus Hingman 1816 - Ferdinand Beneker - 1834 Cornelis Johannes van Kerchem 1834 - 1837 Adriaan Paets van Troostwijk 1837 Agathe Henriette Charlotte Marie Gillot, getrouwd met Jan Pieter Christiaan baron van Reede tot Ter Aa - 1905 Suzanna Gardina Maria baronesse van Reede tot Ter Aa |
Huidige doeleinden | Van de buitenplaats is niets terug te vinden en de huidige boerderij is bewoond. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's | |
Bronnen |
Tekst: Ir. D.L.H. Slebos, Popta en Vreede Rijk geven hun geheimen prijs, in:
Jaarboekje van het Oudheidkeundig Genootschap Niftarlake, 2000, blz. 54 - 80 Foto 1: idem Afb. 1 en 2: idem |