Vechtstroom

Ligging Deze buitenplaats stond vroeger langs de Straatweg in Breukelen, 100 m ten zuiden van de buitenplaats Nieuw-Hoogerlust.

Tekening van P.J. Lutgers uit 1836
Tekening van P.J. Lutgers uit 1836

Ontstaan Vechtstroom werd tegen het einde van de 17e eeuw gebouwd.
Geschiedenis In 1694 komen we als eigenaar van de grond, waarop Vechtstroom gestaan heeft, Pieter Haringh tegen. In 1703 is zijn zoon Jacob Haringh eigenaar. In 1706 wordt het huis als volgt in een akte beschreven: "zeeckere huysinge ende thuyn genaemt Vecht Stroom streckende uyt de Vecht tot op en aen de heereweg". In die akte verklaard hij in 1703 een onderhandse lening van 6000 gulden te hebben afgesloten met Vechtstroom als onderpand. Deze lening had hij afgesloten in verband met de lopende echtscheiding van zijn vrouw Barbara Elsevier. In 1710 komt het eindelijk tot een schikking en krijgt Barbara zijn bezittingen in Breukelen. In 1714 verkoopt zij het huis aan Philip Eylbracht en Vrouwtje Elias.
Vrouwtje Elias was een dochter van Mr. Gerbrand Elias en Maria Elsevier en daarmee mogelijk een nicht van Barbara. Philip liet waarschijnlijk een stal, schuitenhuis en theekoepel bouwen. In 1721 luidt de omschrijving: "Seekere hofsteede genaemt Vegtstroom met sijn huysinge, Tuyn of boomgaert, Stallinge en Schuytenhuys, Speelhuys en alles wat aert en nagelvast is". In dat jaar verkoopt Philip zijn huis.
In 1721 wordt Johanna van der Heijden de nieuwe eigenaresse. Zij was de weduwe van Jacobus Terwen en woonde in Kortenhoef. Ze gaat op Vechtstroom wonen, maar verkoopt het huis al weer in 1725.

In 1725 wordt Abraham Veerom voor 3500 gulden eigenaar van Vechtstroom en woont er permanent. In 1732 wordt er een strook grond ter breedte van 120 voet gekocht van het huis dat ten noorden van Vechtstroom stond door Jan Willink Janszoon en enkele maanden later koopt deze zelfde persoon ook Vechtstroom. Willink was een welgestelde koopman uit Amsterdam, die aan de Keizersgracht woonde. Hij koopt in de loop van de tijd verschillende percelen aan de andere zijde van de Straatweg, die tezamen de overtuin met sterbos van het huis gaan vormen. Ook werd door hem een koetshuis gebouwd, dat we afgebeeld zien op de tekening van Jan de Beijer uit ca 1745.
De buitenplaats lag ten zuiden van de buitenplaats Hoogerlust, maar in die tijd bevonden zich daar nog drie percelen tussen: een gang, die een overpad vormde voor bouwland ten westen van de dijk, een perceel met boerderij van Erenst Woutersen Koijman en een erf met huis van de Amsterdamse timmerman Arnoldus van Hoorn. De eigenaar van Hoogerlust is dan Hendrik Colonius. Willink koopt in 1736 het bouwland ten westen van de dijk en wordt daarmee eigenaar van de gang. Colonius is daar niet blij mee en laat in 1742 tussen zijn landgoed en de gang een muur bouwen. Deze moet echter weer worden afgebroken, omdat deze "wel seven à acht duymen" over de grensscheiding heen gebouwd wordt. In 1744 koopt Willink ook het erf met huis ten noorden van zijn landgoed en Colonius het perceel met boerderij van Koijman, dat daarmee een enclave vormde in het landgoed van Vechtstroom. Veel ruzie ontstond er tussen Colonius en Willink over een muur tussen het nieuwe perceel van Colonius en de gang van Willink. Willink bouwde twee keer een muur en Colonius één maal, maar deze werden alle weer afgebroken en uiteindelijk kwamen ze tot het besluit, dat Colonius de gang koopt van Willink en dat Willink een nieuwe uitweg voor zijn bouwland maakt. Hiermee konden de buurmannen vreedzaam naast elkaar leven. Willink sterft in 1753 en het huis vererft op zijn dochter Anna Margaretha Willink, die getrouwd is met Jacob de Haan. Een oom van Jacob was François de Haan, die de buitenplaats Vroeglust bouwde. Jacob en Anna Margaretha verkopen het huis hetzelfde jaar aan Everardus Dudok.

De nieuwe eigenaar Everardus had een broer, Hendrik Dudok, die door huwelijk eigenaar was geworden van Slangevegt. In 1756 leent hij 10.000 gulden van Leonard Lups, eigenaar van de buitenplaats Nieuwerhoek, dat hij 3 jaar later weer aflost en in datzelfde jaar, 1759, koopt hij ook nog een perceel, dat grensde aan zijn overtuin. Van dit perceel verkoopt hij een jaar later weer 1 morgen aan David Rutgers, eigenaar van de aan de overzijde van de Vecht liggende buitenplaats Groenevecht. David wilde graag vrij uitzicht houden aan de overzijde van de Vecht. Everardus Dudok laat ook het huis Vechtstroom vernieuwen, om het huis in 1766 te verkopen aan juffr. Eva van Eybergen, die getrouwd was met Jacob de Mol.
Of Eva van Eybergen veel op Vechtstroom gewoond heeft is onzeker. Tussen 1782 en 1785 verhuurde ze Vechtstroom aan de heer P.A.D. Erbenfeld. Als ze de buitenplaats in 1785 verkoopt aan mr. Ludolf de With Hoevenaar voor f. 27.000 staat ze in de akte vermeld als weduwe te Haarlem.

Mr. Ludolf de Wit Hoevenaar verandert een deel van de overtuin in een kwekerij. Als hij Vechtstroom in 1802 verkoopt worden in de akte allerlei tuinattributen genoemd: "broeikassen, broeiramen, lessenaars, glasen, tuingereedscappen, orangeboomen en andere gewasssen". In de verkoopakte staat apart vermeld dat de koper 3000 gulden voor de kassen moet betalen. Voor de rest van Vechtstroom moet f. 19.000 betaald worden. De nieuwe eigenaar Hendrik Willem Cramer beschikt maar over f. 8000, maar hij kan f. 14.000 lenen bij de vorige eigenaar.
Daarmee is Hendrik Willem Cramer eigenaar van Vechtstroom geworden. Hij trouwt met zijn volle nicht Sara Hendrina Cramer en was van beroep koopman, wonende aan de Herengracht nr. 68. Door de Franse Revolutie was hij zijn aanstelling als Raad van Amsterdam, die hij in 1788 van stadhouder Willem V gekregen had, in 1795 kwijt geraakt en hij heeft zich waarschijnlijk in 1802 als rentenier teruggetrokken op zijn nieuwe buiten. In 1821 overlijdt hij op 66-jarige leeftijd en zijn weduwe blijft samen met hun zoon op de buitenplaats wonen. Een jaar later verkopen zij Vechtstroom aan Coenraad Duuring en vertrekken naar Loenen aan de Vecht.

De nieuwe eigenaar was in 1819 getrouwd met Albertine Henriëtte Gildemeester; haar vader was eigenaar van Vechtvliet en een jongere broer van Coenraad koopt een jaar later de buitenplaats Vreedenoord.
Jan Coenraad Duuring mocht zich (waarschijnlijk door koop) heer van Kockengen en Kortenhoef noemen en kocht hij in 1827 de buitenplaats Groenevecht, in 1830 de boerderij Groenlust en in 1832 de boerderij Voortwijk. Na het overlijden van de ouders van Albertine Henriëtte Gildemeester in 1823 en 1834, werd zij in 1834 eigenaresse van Vechtvliet. Vervolgens voegt haar man de overtuinen van Vechtvliet en Vechtstroom samen aan laat door de tuinarchitect J.D. Zocher een nieuwe tuin aanleggen. Doordat hij de beschikking had over eerst twee en later drie buitenplaatsen, werd Vechtstroom niet door hem bewoond, maar verhuurd. Daardoor raakte het huis in verval en werd in 1834 afgebroken.

Op 5 december 1834 sterft Jan Coenraad plotseling op 55-jarige leeftijd en zijn weduwe woont dan op Vechtvliet. Albertine Henriëtte Gildemeester verkoopt verschillende bezittingen, maar het landgoed Vechtstroom, met daarop een paardenstal, koetshuis, oranjerie en koepel blijven in haar bezit, tot haar dood in 1854. Tussen 1837 en 1840 laat Albertine Henriëtte de dienstwoning, die één geheel vormde met de stal, koetshuis en oranjerie verbouwing tot een nieuwe buitenplaats. In 1846 koopt zij er de stalling, koetshuis en daggelderswoning van de buitenplaats Hoogerlust bij en voegt deze aan de nieuwe buitenplaats toe. Haar zoon Gerard Daniël gaat er na zijn huwelijk wonen.
Na het overlijden van zijn moeder in 1854 erft hij ook Vechtvliet, en hij besluit daarin te gaan wonen en verhuurt Vechtstroom. Tussen 1862 en 1867 is hij burgemeester van Breukelen-Nijenrode. In 1867 vraagt hij eervol aanslag aan, wat hem wordt verleend; in 1871 overlijdt hij op 49-jarige leeftijd. Zijn weduwe Louise Maria Rosette van der Hout verkoopt tussen 1871 en 1873 de terreinen van Vechtstroom aan verschillende verkopers. Het huis, theekoepel en de bijbehorende grond verkoopt zij aan Coenraad Nicolaas Klausz, directeur van de jongenskostschool, die gevestigd was in het ernaast gelegen Hoogerlust. Coenraad Nicolaas verkoopt het geheel in 1875 aan zijn opvolger Johan Goester, die een jaar later de theekoepel laat afbreken en hij verkoopt de rest in 1881 aan Joan Adam Matthes.

Joan Adam Matthes werd voor f. 8300 eigenaar van Vechtstroom, woonde op Queekhoven en verkoopt het bezit al weer voor 7500 gulden aan de timmerman-landbouwer Hendrik Griffioen. Op het terrein van Vechtstroom bouwt hij in 1884 vier huizen in 2 blokken, die nu genummerd zijn met 188 t/m 194; het huis Vechtstroom zelf verbouwt hij tot 3 woningen, nrs. 198 t/m 202 en in 1886 laat hij ten zuiden van Vechtstroom nog een vrijstaande woning bouwen, nu nr. 196. Deze acht huizen blijven in bezit van de familie Griffioen tot 1952. In dat jaar wordt het door kleinkinderen van Hendrik geveild en voor f. 7300 verkocht aan M. Ultee en C. Rijksen. In datzelfde jaar wordt het huis verschillende keren doorverkocht en uiteindelijk kopen twee bewoners, de heren M. Broekhuizen en M.J. Hollestelle, het huis.

De overtuin was in 1832 13,39 hectare groot. Albertine Henriëtte verkoopt de overtuin in kleinere percelen. Zo is een deel van de overtuin jarenlang onderdeel geweest van de ijsbaan van Breukelen. Op twee andere delen staat nu het huis De Riethof (Straatweg 117) en de boerderij Vechtstroom (Straatweg 125).
Bewoners 1694 - ca 1703 Pieter Haringh
ca 1703 - 1710 Jacob Haringh
1710 - 1714 Barbara Elsevier (ex-echtgenote van voorgaande)
1714 - 1721 Philip Eylbracht
1721 - 1725 Johanna van der Heijden
1725 - 1732 Abraham Veerom
1732 - 1753 Jan Willink Janszoon en Debora Bleeker
1753 Anna Margaretha Willink, getrouwd met Jacob de Haan
1753 - 1766 Everardus Dudok
1766 - 1785 juffr. Eva van Eybergen, getrouwd met Jacob de Mol
1785 - 1802 Mr. Ludolf de With Hoevenaar
1802 - 1821 Hendrik Willem Cramer, getrouwd met Sara Hendrina Cramer
1821 - 1822 Sara Hendrina Cramer en haar zoon Hendrik Willem Cramer
1822 - 1834 Jan Coenraad Duuring
1834 - 1846 Albertine Henriëtte Gildemeester, weduwe voorgaande
1846 - 1871 Gerard Daniël Duuring
1871 - 1873 Louise Maria Rosette van der Hout, weduwe voorgaande
1873 - 1875 Coenraad Nicolaas Klausz
1875 - 1881 Johan Goester
1881 - 1883 Joan Adam Matthes
1883 - 1891 Hendrik Griffioen
1891 - 1926 Magdalena Moen, weduwe voorgaande
1926 - 1952 dochters en kleinkinderen van Hendrik Griffioen
1952 M. Ultee en C. Rijksen
1952 M. Broekhuizen en M.J. Hollestelle
Huidige doeleinden De gebouwen aan de Straatweg nr. 198-200, het vroegere koetshuis en het ijzeren waterhek met de naam van het buiten erop in de tuin van Straatweg nr. 188 herinneren nog aan het huis en tevens werden in 1976 bij de verbreding van de Straatweg in de voortuin de funderingen van het huis aangetroffen. In de tuin van Straatweg nr. 192 werden fundamenten aangetroffen, die waarschijnlijk van de in 1876 afgebroken theekoepel waren.
Op de hekpalen van de boerderij Vechtstroom (Straatweg 125) staat ook Vechtstroom. Op de plaats van deze boerderij bevond zich de overtuin.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Verbouwde koetshuis en theekoepel door J. de Beyer ca 1745
Bronnen Tekst: E. Munning Schmidt, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, 1985
H.J. van Es, De buitenplaats Vechtstroom te Breukelen (1), in: Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jrg. 12, nr. 2, 1997, blz. 82 - 96
H.J. van Es, De buitenplaats Vechtstroom te Breukelen (2), in: Tijdschrift Historische Kring Breukelen, jrg. 12, nr. 3, 1997, blz. 121 - 137
J.W. Gunning, Hoogerlust in de achttiende en negentiende eeuw: Buitenverblijf en Kostschool, in: jaarboekje Niftarlake, 1984, blz. 49 - 70
Afb. 1: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979
Afb. 2: H.J. van Es, De buitenplaats Vechtstroom te Breukelen