Schalkwijk II

Ligging Langs de spoorlijn in Schalkwijk. Als u vanuit Houten Schalkwijk binnen rijdt, gaat u direct rechtsaf het spoor over en meteen weer linksaf. Na een paar honderd meter liggen rechts de twee omgrachte eilanden van voor- en hoofdburcht.

Kopergravure van het kasteel door C. Specht uit 1698

Ontstaan De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1250.
Geschiedenis In 1304 woedde er een oorlog tussen Henegouwen en Holland, waarbij een groot aantal Stichtse edelen en ook Hendrik en Bartold van Schalkwijk de zijde van Holland kozen. Bij de Lek tegenover Beusichem vond een gevecht met een leger van Jan van Culemborg plaats, waarbij een groot aantal edelen de dood vonden, waaronder ook de twee broers en daarna maakte Jan van Culemborg zich meester van de kastelen te Everdingen en Schalkwijk en maakte deze met de grond gelijk, waarmee ook het kasteel Schalkwijk verwoest werd.
Op de plek van dit huis is hoogstwaarschijnlijk later het tweede kasteel van Schalkwijk later gebouwd.
In 1421 werd Arnold van Schalkwijk door Johan van Amstel beleend met een huis met 4 morgen land. Deze vier morgen lagen ten zuiden van de Schalkwijkerwetering "van der hoeftweteringen in te velde wairt" en waren eerder door Johan van Amstel ook al in leen gegeven aan de vader van Arnold, ook Arnold geheten.
Begin 15e eeuw wordt Johan van Culemborg met de hofstede van Schalkwijk beleend. In 1445 wordt deze omschreven als "oude hofstede van Schalkwijk, waar het huis te Schalkwijk op stond met 24 morgen strekkende van Schalkwijker Wetering tot de Lek en Honswijker wetering boven aan Willem Doys en beneden aan de Nieuwe Wetering". Omdat deze Nieuwe Wetering westelijker van het dorp lag, wordt door onderzoekers aangenomen dat het verwoeste kasteel niet gelijk is aan het latere kasteel.

Het is heel erg lastig om te achterhalen wie achtereenvolgens eigenaar waren van het kasteel, doordat het vanaf 1400 weer allodiaal bezit was geworden en niet leenroerig, waardoor er geen beleningen in de archieven voorkomen. Vanaf 1400 is de familie van Juphaas van Blockhoven eigenaar geweest gedurende meer dan 100 jaar. Volgens het boek "Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht" wordt Floris van Jutphaas in 1395 genoemd, terwijl op internet over een Frederik van Jutphaas gesproken wordt. In 1536 komen we, als Schalkwijk door de Staten van Utrecht erkend wordt als ridderhofstad, Dirk van Jutfaes van Blochoven als eigenaar tegen. Het kasteel moet voor 1536 herbouwd zijn, anders had het niet erkend kunnen worden als ridderhofstad.
Net na 1600 is mr. Jan van der Haer eigenaar. Na zijn overlijden verkoopt zijn weduwe het kasteel in 1627 aan Johan van Abcoude van Meerten. Vijf jaar later sterft Johan en opnieuw wordt door een weduwe het huis in de verkoop gedaan. In 1633 wordt het kasteel gekocht door Adriaen Ram, dit in 1647 ook de ambachtsheerlijkheid Schalkwijk koopt van de heren van Culemborg. Na de Reformatie was het niet voor toegestaan voor de katholieken om kerkdiensten te houden. Dit werd in het geheim gedaan en Adriaan hielp de overwegend katholiek gebleven bevolking van Schalkwijk, door de ronde toren van zijn kasteel in te richten als schuilkapel.

Na zestien jaar kwam er een einde aan de schuilkapel. In 1651 werd door Johan Strick van Linschoten, maarschalk van het Sticht, Adriaan Ram en zijn vrouw gevangen genomen. De ronde toren werd tot de grond toe afgebroken, Adriaan verloor zijn rechten van ambachtsheer en zijn gezin werd voor tien jaar verbannen uit het Sticht. Hij ging in Vianen wonen en verkocht in 1653 het kasteel aan Frederik van Renesse van Elderen. Het kasteel wordt in dat jaar omschreven als "de slothuysinge te Schalkwijk met hoff, singel, beplantinge en de bepotinge daerop staende, [...] vrij allodiaal goed". Gedurende dertien jaar is Frederik eigenaar, maar na zijn overlijden wordt Schalkwijk verkocht aan jonkheer Gerlach van der Capellen. Gerlach trouwde met Margriet Johanna van Lynden, de dochter van de heer van Kronenburg.
Als Gerlach in 1695 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Steven, die dan nog maar 22 jaar oud is. Steven trouwde in 1696 met Digna Elisabeth Booth, vrouwe tot Mijdrecht. Na hun dood erfde hun oudste zoon het kasteel van Mijdrecht en een jongere zoon Schalkwijk. Tot 1774 blijft het kasteel in bezit van de familie Van der Capellen, waarna Gerard Arnold Baron Taets Van Amerongen Heer van Oud-Amelisweerd ook heer van Schalkwijk. Waarschijnlijk was het huis in 1774 al zo ver vervallen, dat het door hem niet meer bewoond is geweest. Gerard Arnold sterft in 1807; het kasteel raakte steeds verder in verval en waarschijnlijk was het in 1811 al volledig verdwenen.

Hoe het middeleeuwse kasteel er van oorsprong uitgezien heeft weten we niet. De oudste afbeeldingen die bewaard zijn gebleven stammen uit de 16e eeuw. Een goed beeld van het kasteel kunnen we ons vormen rond 1650 door de tekening van Roelant Roghman en de resultaten van een opgraving uit 1989. Het was een rechthoekig kasteel van 30 bij 40 m en omgeven door een gracht met een breedte van 15 m. Het woongedeelte bevond zich in het noordelijke gedeelte, bestaande uit een viertal onderkelderde bouwdelen met twee woonlagen en een zolder, voorzien van tuitgevels en gedekt door zadeldaken. Daarvoor bevond zich en binnenplein, dat geheel omgeven was door een muur met een dikte van ongeveer 70 cm. Op de noordhoek van de bebouwing bevond zich nog een grote vrijstaande vierkante hoektoren, die ook onderkelderd was, voorzien van twee woonlagen en een zolder. Deze zolder was erg hoog, waardoor deze vermoedelijk bewoonbaar was.
Het fundament van deze toren met muren met een dikte van ca. 1,5 m werd in 1989 opgegraven en is mogelijk van oosprong de middeleeuwse woontoren geweest. Ook op de oostelijk hoek stond een vierkante toren van ca 4,5 x 4,5 m. Op een 18e
Op de zuidelijke hoek stond een ronde toren met muren van slechts 75 cm dik. In deze toren was in de 17e de schuilkerk ondergebracht. Zoals hierboven vermeld, werd de toren in 1651 afgebroken. We komen de toren dan ook niet tegen op een tekening van het kasteel in het Ridderhofstedenboek uit 1665.
Men kon toegang krijgen tot het kasteel via een tweebogige stenen brug, die voorzien was van een houten ophaalbrug. Deze brug moest in 1651 ook gesloopt worden, maar is daarna vervangen door een klapbrug, die we tegen komen op de eerder genoemde tekening uit 1665. Op deze tekening zien we ook nog in de westelijke hoek een toren, die rond 1730 tot op maaiveldniveau is gesloopt.

De muur, die het binnenplein volledig afsloot, werd in de loop van de 18e gesloopt. Op de tekening uit 1665 zien we aan de zuidwestkant nog een langgerekt dienstgebouw, dat ook voorzien was van tuitgevels en gedekt werd door een pannen zadeldak.
In de "Tegenwoordige Staat" uit 1772 wordt ook het huis te Schalkwijk genoemd. Het wordt omschreven als een "groot, doch ouderwets, gebouw". Die omschrijven kan bijna niet kloppen, want er zijn twee tekeningen van Cornelis Schutter uit 1754 bewaard gebleven. Daarop zien we sterk bouwvallig en deels gesloopt huis. Tussen 1774 en 1811 werd het kasteel volledig gesloopt, want in 1811 wordt bij een verkoop alleen gesproken van een perceel land.

De gemeente Houten heeft de RAAP in 1988 een bodemweerstandsmeting uit laten voeren. Deze meting leverde een duidelijke plattegrond op en aan de hand hiervan heeft de gemeente besloten de grachten opnieuw uit te graven en de plattegrond van het kasteel als een eiland daarbinnen zichtbaar te maken. Vooraf werd nog door de ROB in februari 1989 een proefopgraving uitgevoerd op het terrein. Deze opgraving leverde gegevens op, die de resultaten van de bodemweerstandsmeting bevestigden. Hierdoor kon de plattegrond van het kasteel tot in detail gereconstrueerd worden en in het zelfde jaar werden de plannen van de gemeente uitgevoerd en kreeg het terrein zijn huidige definitieve vorm.
Sinds 1999 zetten enkele personen (Maria van de Looverbosch, Frans Landzaat, Jan Baas en Ronald Clemens) zich in, om tot een reconstructie van de tuin te komen, zoals die naast het vroegere kasteel gelegen heeft, ten tijde van de vroegere bewoner Adriaan Ram. Na het aanvragen van verschillende subsidies, is men in november 2007 begonnen met de daadwerkelijke reconstructie van de tuin. Als alles volgens plan gaat zal de "tuin van jonkheer Ram" op 31 maart 2008 opengesteld worden voor het publiek.

Bewoners 1304 - 1312, ca 1317 - 1319 Berend van Schalkwijk
1312 - ca 1317 Gijsbert van Goye
1319 - 1358 Jan van Culemborg
1358 - 1394 Jan van Culemborg, heer van Woudenberg en Schonauwen
1395 Floris of Frederik van Jutphaas
ca 1536 Dirk van Jutfaes van Blochoven
begin 17e eeuw mr. Jan van der Haer
- 1627 weduwe van mr. Jan van der Haer
1627 - 1633 Johan van Abcoude van Meerte
1633 - 1653 Adriaen Ram
1653 - 1666 Frederik van Renesse van Elderen
1666 - 1695 jonkheer Gerlach van der Capellen
1695 - 1707 Steven Frederik van der Capellen
1707 Gerlach van der Capellen
- 1774 familie Van der Capellen
1774 Gerard Arnold Taets van Amerongen

Huidige doeleinden In de winter kan er als het voldoende gevroren heeft op de oorspronkelijke grachten geschaatst worden. 's Avonds is er zelfs verlichting.
Opengesteld Het kasteelterrein is vrij toegankelijk.
Foto's Foto van de gracht tussen de twee eilanden Foto van de gracht langs de twee eilanden Foto van het eiland waarop de hoofdburcht gestaan heeft
Foto van de aangelegde tuin bij het kasteel Foto van eiland waarop kasteel gestaan heeft (2009) Foto van kasteeleiland (2009) Foto van kasteeleiland (2009)
Foto van kasteeleiland (2009) Foto van een aantal opgegraven voorwerpen
Afbeelding van de uitgevoerde weerstandsmeting Reconstructie van de plattegrond van het kasteel Foto van nog een plattegrond van het kasteel Tekening van R. Roghman uit 1646 op informatiebord Tekening door H. Spilman uit ca 1750
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Archeologische Kroniek van de Provincie Utrecht, 1988-1989
Maria van de Looverbosch
Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966
Foto 1 t/m 8: uit eigen collectie
Foto 9: Fotodienst Utrecht
Afb. 2 en 3: Archeologische Kroniek van de Provincie Utrecht, 1988-1989
Afb. 4 en 5: uit eigen collectie
Afb. 6: de heer E. Oosterbroek