Ligging
|
Het huis stond langs de Kromme Rijn, in de gemeente Zeist, net voor
het station Driebergen-Zeist.
|
Andere benaming
|
Rhijnwijck
|
Ontstaan
|
De buitenplaats werd in het begin van de 17e eeuw gebouwd.
|
Geschiedenis
|
In het begin van de 17e eeuw koopt mr. Jacob van Asch van Wijck
(1585 - 1645) van het kapittel van St. Pieter, waar hij kanunnik van
was, een aantal landerijen langs de Kromme Rijn, waarop hij het huis
laat bouwen. Erg lang is hij niet de eigenaar gebleven van het
huis, want in 1633 woont inmiddels de derde eigenaar in het huis: de
heer d'Autevalle, erfgenaam van de heer Oly van Velzen.
Omdat Rijnwijk geen ridderhofstad is, moet er huisgeld betaald worden. In 1718
bedraagt deze 11 gulden voor het huis en 8 gulden voor de erbij behorende
hofstede.
Aan de hand van een tekening in het zogenoemde Ridderhofstedenboek uit ca. 1665
weten dat het een herenhuis was met twee evenwijdige daken.
In 1713 wordt door de Paus de bul Unigenius tegen de aanhangers van Quesnel
uitgevaardigd. Als in 1725 er strenger op wordt toegezien dat deze bul aanvaard
wordt, wijken er een 15-tal geestelijken uit het Belgische Cisterciënzer klooster
d'Orval naar Nederland uit. Eerst wonen ze in huize Torenvliet in Valkenburg bij
Leiden, dat eigendom was van Corneille Wittert, heer van Valkenburg.
In 1726 koopt mr. Adriaan Wittert, heer van Hoogland en Schonauwen,
het huis Rijnwijk en schenkt het aan deze geestelijken, die zich Orvalisten
noemden. Vooral door deze Orvalisten heeft Rijnwijk bekendheid gekregen.
Deze geestelijken mogen vrij op het landgoed wonen, ook als in 1743
de lasten van het huis voor de heer Wittert te hoog worden. Hij
verkoopt het huis dan aan twee Franse geestelijken, die tot 1756
eigenaar van het huis zijn.
In 1756 wordt de nieuwe eigenaar Alexander Dorbolijn en nog al die tijd wonen
de Orvalisten in het huis. Rond 1770 verhuizen ze naar een huis aan
de Mariaplaats in Utrecht. De heer Dorbolijn verkoopt het huis in
1772 aan de heer Jan Kol.
De familie Kol heeft het huis waarschijnlijk nooit bewoond, maar het steeds
verhuurd. Zo vinden we in het begin van de 19e eeuw als huurder baron Ralph
Dundas Tindal. Deze baron diende achtereenvolgens in het leger der Verenigde
Provinciën, het Bataafse Leger, het Keizerlijk Franse leger en in het
Nederlandse leger van Koning Willem I. Napoleon was heel erg tevreden over
hem en naast het geven van verschillende onderscheidingen, verhief hij tot
Baron van het keizerrijk.
Hoewel hij de partij van de vijand gekozen had tijdens de moeilijke periode
1795 - 1815 en graaf Leopold graaf van Limburg Stierum bezwaren tegen zijn
daden maakte, werd hij toch aangstel;d in het nieuwe leger van Koning
Willem I. Op 4 augustus 1834 overleed deze Baron op Rijnwijk. In zijn
overlijdensacte staat, dat hij is overleden "op het buitengoed Rijnwijk,
numero vijf van den Breul".
Het huis werd in 1867 gesloopt, maar het landgoed en de grachten bleven
bewaard en zijn eigendom van de nakomelingen van Anna Francoise Bijleveld,
getrouwd met Wilbrand baron van Pallandt.
Rond 1990 wilde de RAAP een bodemweerstandsmeting uitvoeren, maar dit bleek
onmogelijk te zijn door de dichte begroeiing, hierdoor werden er alleen
boringen uitgevoerd. Deze boringen leverde puin op, verspreid over het
gehele terrein. Naast het puin werden er ook veel scherven van aardewerk
aangetroffen, die gedateerd werden op 17e en 18e eeuws.
|
Bewoners
|
ca 1610 mr. Jacob van Asch van Wijck
- 1633 Loy van Velzen
1633 de heer d'Autevalle
1726 - 1743 mr. Adriaan Wittert, heer van Hoogland en Schonauwen
1743 - 1756 twee Franse geestelijken
1756 - 1772 Alexander Dorbolijn
1772 - 1802 Jan Kol sr
1802 - 1828 Everhard Kol
1828 - na 1834 (1848?) Jan Kol jr
familie van Romondt
- 1883 jhr. mr. Otto d'Aumale van Romondt
1883 jkvr. Wilhelmina Anna van Romondt, gehuwd met mr. E.C. Bijleveld
Anna Francoise Bijleveld, gehuwd met Wilbrand baron van Pallandt
|
Huidige doeleinden
|
Van het huis is niets meer terug te vinden.
|
Opengesteld
|
Het landgoed, dat uit bosgebied bestaat, is vrij toegankelijk. Het omgrachte
eiland, waarop het huis gestaan heeft, is nog aanwezig. Helaas is het eiland niet
toegankelijk. Het landgoed is niet zo groot, want achter het landgoed loopt de
spoorlijn van Utrecht naar Arnhem.
|
Foto's
|
|
Bronnen
|
Tekst: Kastelenboek Provincie Utrecht, 1975
Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink,
Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995
L. Visser, Het dorp Zeist, 1980
Archeologische Kroniek van de Provincie Utrecht, 1990-1991, blz. 116
Drs. R.R. Walles, Ralph Dundas Tindal (1773-1834), een heer met ongewone
verdiensten begraven in Zeist, In: Seijst, Bulletin ter bevordering van de kennis
van de geschiedenis van Zeist, 23e jrg., sept. 1993, nummer 3
R.P.M. Rhoen, Waar Zeist zijn doden begroef, deel 1: Oude Algemene Begraafplaats
Zeist ‘De Kleine en de Groote’, 2006
Afb. 1 en 2: De Utrechtse Heuvelrug. De Stichtse Lustwarande. Buitens in het groen
|