Rijnenburg

Ligging Het kasteel stond aan de zuidzijde van de Nedereindseweg, nr 509 in het gebied Rijnenburg, dat sinds 1 januari 2003 tot de gemeente Utrecht behoort, daarvoor tot de gemeente Nieuwegein.

Tekening van Jan de Beijer uit 1744

Andere benamingen Het huis van Gent.
Ontstaan In 1336 wordt het kasteel voor het eerst genoemd.
Geschiedenis Rijnenburg was een leen van de Graven van Holland en in 1336 komen we de oudste belening tegen, als Hendrik van Rijn ermee beleend wordt. Dit leen vormde een bedreiging voor het Sticht, omdat het een Hollands leen was. In 1349 belooft Hendrik aan de bisschop en de stad Utrecht, dat hij hen vanuit zijn huis geen schade zal berokkenen. Zou hij dit wel doen, dan zou hij al zijn Stichtse lenen verliezen.
In de rijmkroniek van Johannes van Beka wordt vermeldt dat Zoude van Rijn Henricszoen en Zoude van Rijn in 1374 Hollands gezind zijn en de Hollanders helpen in hun strijd tegen de bisschop Jan van Arkel. Er wordt dan een strijd geleverd in Jutphaas op de Rijndijk, waarbij vele Utrechters gewond raakten en zelfs elf man gedood werden. Daarna wordt opnieuw door de eigenaar van Rijnenburg trouw beloofd.
In 1384 wordt Hendrik van Rijn "zoals Zoude van Rijn zijn vader" met Rijnenburg beleend. Er wordt vanuit gegaan, dat deze Hendrik een zoon is van Zoude van Rijn Henricszoen en deze weer een zoon van de eerstgenoemde Hendrik van Rijn (uit 1336).

Het boek "Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht" spreekt zichzelf tegen, want Hendrik van Rijn Zoudenz. zou ook in 1391 beleend zijn met Rijnenburg. Er was geen reden om hem opnieuw met het kasteel te belenen, want in dat jaar was er geen nieuwe bisschop benoemd. Hendrik trouwde met Johanna van der Sloot en werd na zijn dood in 1441 opgevolgd door zijn zoon Gijsbrecht, die tien jaar later weer opgevolgd werd door zijn zoon Zoude.
In 1481 laait te strijd tussen Holland en de bisschop weer op en door een list van de Hollanders gaat Rijnenburg in vlammen op. Er gebeurde het volgende: "Tijdens een regenachtige avond, op 28 november, voer een zekere Bernt met 50 man in bootjes over de gracht en drong via een gat in de kelder het huis binnen. In de keuken troffen zij een soldaat en de pastoor Jan Jacobsen van Jutphaas aan. De twaalf mannen die in het huis aanwezig waren, werden vastgebonden, waarna de aanvallers een waar feestmaal aanrichtten. Toen zij voldaan waren richtten zij vernielingen aan en staken het huis in brand".

Na het overlijden van Zoude van Rijn, wordt het kasteel beleend aan zijn dochter Josina in 1483. Zij trouwde met Hendrik van Gent van Rixtel, waarmee het huis in deze familie overgaat. Als Josina van Rijn in 1516 sterft, wordt zij opgevolgd door haar zoon Frederik. Frederik sterft kinderloos, waarna het kasteel over gaat op zijn broer Willem. In de periode dat Willem van Gent van Rixtel eigenaar is, vindt in 1536 de eerste beschrijving plaats van alle ridderhofsteden in het Sticht. Ook Rijnenburg wordt erkend. Vijf jaar later sterft hij en wordt opgevolgd door zijn zoon Hendrik. Deze Hendrik was onder andere burgemeester van Nijmegen. Zijn zoon Willem legt in 1573 de eed als leenman af, maar wordt pas negen jaar later beschreven in de ridderschap van Utrecht.
Tussen 1626 en 1678 is Rijnenburg eigendom van twee broers en een zus, alle drie kinderen van Willem: eerst Hendrik, daarna hun zus Mechteld en als laatste Johan, die het huis in 1678 verkoopt aan de familie Van den Heuvel tot Beichlingen gezegd Bartolotti. De nieuwe eigenaar, Arnoud Bartolotti, woonde in Amsterdam en was daar een rijke koopman en bankier. Waarschijnlijk is hij in Rijnenburg gaan wonen, want zijn naam komt voor in het lidmatenboek van de Hervormde Kerk van Jutphaas. Na zijn overlijden in 1687 erft zijn broer Johan Baptista het kasteel.
Het kasteel blijft in bezit van de familie Bartolotti van den Heuvel tot 1774. In dat jaar wordt het verkocht aan Anne Willem Carel baron van Nagell. Hij was burgemeester van Zutphen en van 1814 tot 1823 minister van Buitenlandse Zaken. Direct na het kopen van Rijnenburg dient hij een verzoek in om het kasteel af te mogen breken. Dit verzoek wordt ingewilligd en op het koesthuis met restant van het poortgebouw na, wordt alles afgebroken. Het koetshuis werd omgebouwd tot boerderij en ging daarna nog verschillende keren over in andere handen. Bij een openbare verkoop in 1932 wordt het omschreven als: "de hofstede Rijnenburgh, bestaande uit voor- en achterhuis met erf, schuren, tuin, boomgaard, weiland en water".

Van het eerste kasteel zijn geen afbeeldingen bewaard gebleven. Het kasteel moet halverwege de 14e eeuw van militair belang zijn geweest, omdat in 139 de toenmalige eigenaar, Hendrik van Rijn, de bisschop en de stad Utrecht belooft geen kwaad te berokkenen. Het eerste kasteel, verwoest in 1481, had een aantal gebouwen rond een binnenplein. We maken dit op uit de beschrijving van de verwoesting van het kasteel. De aanvallers wisten via een gat in de kelder het kasteel binnen te komen en kwamen vervolgens op de "plaets" en van daaruit gingen ze de "sael" binnen.
De oudst bewaarde afbeeldingen van het kasteel zijn die van Roelant Roghman uit 1646/47 en die in het Utrechtse Ridderhofstedenboek uit ca 1665. Aan de hand hiervan kunnen we vaststellen, dat het huis in meerdere fasen is gebouwd. Het middengedeelte is het hoogst en zou heel goed de oorspronkelijke woontoren kunnen zijn. Dit gedeelte dateert dan van rond 1400 en moet de brand overleefd hebben. De linkervleugel, die voorzien is van twee arkeltorentjes, zou van kort na de brand in 1481 kunnen dateren. De rechtervleugel op de noordoosthoek, voorzien van een topgevel en gedekt door een zadeldak, stamt waarschijnlijk uit de 16e eeuw. Hierop sloot waarschijnlijk nog de noordwestelijke vleugel, die op deze tekeningen niet zichtbaar is, maar wel uit dezelfde tijd dateert.

In de loop van de 16e en 17e eeuw werd het kasteel gemoderniseerd. Boven de ingang werd een fraaie renaissance erker geplaatst, die overeenkomsten vertoont met de erkers van kasteel Twickel, die uit het derde kwart van de 16e eeuw dateren. De erker van kasteel Rijnenburg zou ook uit die periode kunnen dateren en Hendrik (I) van Gent van Rixtel wordt als de opdrachtgever beschouwd. Omdat hij een Gelders edelman was, is het goed mogelijk dat kasteel Twickel als voorbeeld diende. Mogelijk werden in zijn tijd ook de vensters met driezijdige frontons geplaatst, maar dat is niet volledig zeker, omdat deze vensters ook uit de eerste helft van de 17e eeuw kunnen dateren.
De rechtervleugel heeft rijk geornamenteerde muurankers, wat er op duidt dat die vleugel in de 17e eeuw gebouwd of groots verbouwd werd. Mogelijk rond 1640, omdat in dat jaar de toenmalige eigenaar Hendrik (II) van Gent van Rixtel door de stad Uttecht met een gebrandschilderd wapenraam werd vereerd.

Uit ca 1700 dateert een ets van Ottens. Hierop zien we dat de ophaalbrug vervangen is door een vaste brug en de polygonale schoorsteen op het hoge middengedeelte is vervangen door een kleinere zeskantige koepeltoren. Deze verbouwing heeft tussen 1665 en 1700 plaats gevonden.
In 1744 maakte Jan de Beijer een tekening van het kasteel. Het kasteel is dan nog intact, terwijl het dertig jaar later als een ruïne wordt omschreven en gesloopt wordt.

Bewoners 1336 - na 1349 Hendrik van Rijn
ca 1355 - 1384 Zoude van Rijn Henricszoen
1384 - 1441 Hendrik van Rijn Zoudenz.
1441 - 1451 Gijsbrecht van Rijn, getrouwd met Hendrikje van Vliet
1451 - ca 1480 Zoude van Rijn
1483 - 1516 Josina van Rijn, getrouwd met Hendrik van Gent van Rixtel
1516 - 1526 Frederik van Gent van Rixtel
1526 - 1541 Willem van Gent van Rixtel
1541 - 1573 Hendrik (I) van Gent van Rixtel
1573 - 1626 Willem van Gent van Rixtel
1626 - 1640 Hendrik (II) van Gent van Rixtel
1640 - 1658 Mechteld van Gent van Rixtel
1658 - 1678 Johan van Gent van Rixtel
1678 - 1687 Arnoud Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen
1687 - 1703 Johan Baptista Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen, getrouwd met Geertruida Dorothea van Goltstein
1774 Anne Willem Carel baron van Nagell

Huidige doeleinden Op de plaats van het vroegere kasteel staat nu een cremekleurige boerderij, die delen bevat van het vroegere poortgebouw en bijgebouwen van het kasteel. De slotgracht, het laatste overblijfsel van het kasteel, is in 1958 gedempt.
Opengesteld De boerderij is niet toegankelijk.
Foto's Kopergravure van het kasteel door C. Specht uit 1698
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Historische Kring van Nieuwegein
Afb. 1: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht
Afb. 2: boek: Provincie Utrecht, 1966