Rhijnauwen

Ligging Het kasteel staat 2 km ten westen van Bunnik, op de rechteroever van de Kromme Rijn.

Foto van het huis

Ontstaan Als landgoed was Rhijnauwen in 1212 al bekend. Maar zelfs bij de vermelding in 1304 is het nog steeds niet duidelijk of er toen al sprake was van een versterkt huis.
In ieder geval stond dit er wel in 1394.
Etymologie De naam van het kasteel is mogelijk een samenvoeging van Rijn en auen, doordat het kasteel gebouwd werd op de natte weidegronden (= auen) langs de Rijn.
Geschiedenis Zoals zo vele kastelen is het niet precies duidelijk wanneer kasteel Rhijnauwen gebouwd werd. Er is een belening bewaard gebleven uit 1304 waarbij Jacob van Lichtenberg als leenman van Rhijnauwen twee hoeven land in leen uitgeeft. Het is niet duidelijk of er toen al een versterkt kasteel stond. Volgens het boekje van de ANWB uit 1966 zou het kasteel gebouwd zijn door deze Jacob van Lichtenberg, maar zekerheid hierover hebben we niet. Het geslacht Van Lichtenberg behoorde tot de machtigste families in het Sticht: ze beschikten over het stadskasteel Groot-Lichtenberg in de stad Utrecht. Dit huis is in 1545 opgegaan in het stadhuis van Utrecht.
Jacob van Lichtenberg trouwt met Mechteld van Vianen, maar dit echtpaar krijgt geen zoon, waardoor Rhijnauwen na de dood van Jacob vererft op zijn dochter Aleidt. Zij trouwt in 1338 met Jan IV van Renesse, waarmee het kasteel in het Zeeuwse geslacht Van Renesse terecht komt. Jan IV sterft op 45-jarige leeftijd en zijn zoon Johan V is dan nog een baby.
Pas in 1394, als het kasteel in bezit is van hun zoon Johan V van Renesse, wordt er over een huis Rhijnauwen gesproken: "dat huys tot Rynauwen mitt twee hoeven lants, daer dat huys op staet mitten gericht, tijns ende tienden".

Na de dood van Frederik III van Blankenheim ontstonden er vanaf 1423 problemen met de opvolging. Frederik was heer van Rhijnauwen en zijn broer Johan heer van Wulven en Oud-Amelisweerd. De broers behoorden tot de Lichtenbergse partij, die partij koos voor Rudolph van Diepholt, terwijl de familie Van Lockhorst partij kozen voor Zweder van Culemburg. Zweder werd bisschop tot 1432, werd toen afgezet en opgevolgd door Rudolph. De nieuwe bisschop was echter niet blij met de groeiende invloed van de Lichtenbergs en zocht toen hij eenmaal in het zadel zat, steun bij zijn vroegere tegenpartij. Het gevolg was dat de broers Van Renesse in 1449 werden verbannen. En het huis Rhijnauwen werd in 1450, in opdracht van de stad Utrecht, platgebrand, vanwege verraad door de eigenaar, Frederik van Renesse.
Toen bisschop Rudolph van Diepholt in 1455 overleed keerden Frederik en Johan van Renesse terug uit ballingschap. De beschuldiging, die tot gevolg had dat het kasteel in brand gestoken werd, bleek achteraf niet terecht en Utrecht was verplicht het huis te herbouwen en de eigenaar, inmiddels de zoon van Frederik, Johan geheten, een lijfrente van 1400 ponden per jaar te betalen.

Johan van Renesse trouwt met Cornelia Oem van Bokhoven en zij krijgen een dochter Anna, die trouwt met Godard van Harff. Als Johan in 1512 sterft, is zijn dochter al twee jaar daarvoor overleden, waardoor kleindochter Anna van Harff het kasteel erft. Door haar huwelijk met Willem van Rossum, heer van Zoelen, komt het kasteel in bezit van deze familie. Anna en Willem wonen in Gelderland, waar Willem maarschalk bij Karel van Gelre is. Ze hebben minder belang bij de bezittingen in de provincie Utrecht; ook het huis Groot Lichtenberg is haar eigendom. Anna besluit het in 1537 te verkopen aan de stad Utrecht, die het in 1545 samen met het ernaast gelegen Schepenhuis verbouwen tot nieuw stadhuis. Het kasteel Rhijnauwen verkoopt ze acht jaar later aan de uit Friesland afkomstige Hector van Hoxwier; ze is dan inmiddels weduwe.
Hector was in 1541 voorzitter van de Hof van Utrecht geworden en het kwam goed uit dat hij eeen huis dochtbij kon kopen. Hij sterft echter een jaar later en zijn weduwe, Doede van Holdinga, blijft op het kasteel wonen tot haar dood in 1579. Doede was na de dood van zijn eerste vrouw met Doede getrouwd en na haar dood erfde haar stiefdochter het kasteel. Attica van Hoxwier verkoopt het kasteel in datzelfde jaar aan Cornelis Schoordijk. Cornelis is afkomstig uit een patriciërsgeslacht en wordt in 1593 opgevolgd door zijn zoon Follard. Follard besluit om Rhijnauwen in 1596 uit te breiden; vier jaar daarna sterft hij al.

Follard sterft in 1601 of 1601 en wordt dan opgevolgd door zijn zoon Jacob, die in 1635 weer opgevolgd wordt door diens zoon Huibert. Deze Huibert mocht zich jonker van Schoordijk noemen en trouwde met Maria Margaretha van Golstein, maar overleed in 1667 kinderloos en zijn weduwe twee jaar later. Maria Margaretha had een broer Jacob, die in 1669 weduwnaar was van Maria van Schoordijk, een zus van Huibert. Hij erfde het kasteel, waarmee het kasteel via vererving in de familie Van Golstein terecht komt. De dochter van Jacob verkoopt Rhijnauwen in 1718 aan mr. David ten Hove, die het voor zijn zoon Melchior ten Hove koopt.
Melchior trouwt met Johanna Maria Kromhuizen Vrouwe van Den Bosch en had het kasteel waarschijnlijk als huwelijksgeschenk van zijn vader gekregen. Het echtpaar woont op het kasteel en na de dood van Melchior vererft Rhijnauwen op zijn zoon David. David was meer op Amsterdam gericht, ook doordat hij onderdeel uitmaakte van het vroedschap. In 1773 besluit hij het kasteel te verkopen en de nieuwe eigenaar wordt Jan Balthasar Strick van Linschoten.

Hij is een jongere zoon van de eigenaar van Nieuw-Linschoten. Als hij eigenaar wordt, is hij inmiddels getrouwd met barones van Utenhove. Ze gaan op het kasteel wonen, waar de barones in 1788 sterft.
Tot 1919 is Rhijnauwen in bezit van de douarriére Strick van Linschoten. Zij verkoopt het kasteel aan de gemeente Utrecht, maar ze mag er tot haar overlijden blijven wonen. Bij de koop hoorden ook zes pachtboerderijen. Vanaf 1 april 1933 wordr Rhijnauwen verhuurd aan de Jeugdherbergstichting die het gebouw zijn huidige bestemming gaf.
Bouwgeschiedenis Aan de hand van tekeningen uit de 17e en 18e eeuw en archeologisch onderzoek vermoeden we dat de middeleeuwse ridderhofstad Rhijnauwen van oorsprong een woontoren was. Van dit oudste deel zijn nog resten te zien in de oost- en zuidgevel, tot ongeveer anderhalve meter boven het maaiveld. Bij de verwoesting in 1450 bestond het kasteel hoogstwaarschijnlijk nog maar alleen uit deze toren.
Uit de archieven weten we dat het kasteel daarna werd herbouwd; mogelijk vond dit vanaf 1458 plaats, nadat de eigenaar een jaarlijkse schadeloosstelling ontving. Het kasteel werd herbouwd op de oude fundamenten en werd nu uitgebreid tot twee bouwdelen, die we aan de zuidoostzijde tegen komen. Hierbij is gebruik gemaakt van oude bakstenen, die we ter hoogte van de tweede bouwlaag zelfs tegen komen. Aan de zuidzijde werd het kasteel uitgebreid met een éénlaagse aanbouw. In de oostgevel vinden we een uitstekende muurdeel, waar zich mogelijk een traptoren heeft bevonden, terwijl zich in deze gevel ook diverse schouwen moeten hebben bevonden. Op 17e eeuwse tekeningen zien we aan deze zijde van het kasteel verschillende schoorstenen.

Het vermoeden bestaat dat rond het midden van de 16e eeuw Rhijnauwen aan de noordzijde werd uitgebreid, waarbij de traptoren werd verplaatst. Hierdoor kreeg het kasteel een L-vormig grondplan. Waarschijnlijk werd in 1596 de zuidgevel met een vleugel uitgebreid; dit vermoeden bestaat door de in die vleugel aanwezige jaartal in sierankers. De 15e eeuwse aanbouw van één laag werd toen verhoogd met een tweede bouwlaag; in deze bovenverdieping zijn sporen van een rankenschildering uit circa 1600 op het plafond aangetroffen. Hiermee kreeg het kasteel een U-vorm rond een binnenplein, dat werd afgesloten door een poortgebouw. Dit poortgebouw moet uit dezelfde periode stammen.
Op de 17e eeuwse tekeningen zien we de typisch 16e-eeuwse Vlaamse gevels en ook de sierankers, die het jaartal 1596 vormen, kunnen we in de zuidvleugel ontwaren. Het kasteel was door een gracht gescheiden van de voorburcht, die ook geheel omgracht was. Op het terrein van de voorburcht stond een rietgedekte krukhuisboerderij, met laat 16e-eeuwse topgevels, die we ook in de zuidoostelijke hoek van het kasteel tegen komen. De 15e eeuwse grote noordgevel is op deze tekeningen als ruïne afgebeeld, wat doet vermoeden, dat deze al vrij snel na de bouw weer teniet moet zijn gegaan, waarschijnlijk door brand, zoals de volgende beschrijving ons meedeelt.

In 1765 maakt een zekere Mattheus Graswinckel een tocht vanuit Amsterdam naar het kasteel. Van deze reis is een verslag bewaard gebleven in het archief van de familie Huydecoper. Hij beschrijft daarin het kasteel als volgt: "'t slot [...] is een oud gebouw, heeft schoone ruijme saalen en diep verwulfde kelders, is redelijk hoog opgetrokken, heeft eertijds ook een toren gehad, dog is om 't gevaar wegens bouwvalligheijd al voor lang afgebrooken, gelijk ook een der vleugels door brand geruineerd was. Men komt langs een lange lommerrijke laan met hooge boomen bezet door een groote poort, aan welkers eene zijde de stallinge zijn en aande andere zijde de bakker en brouwerijen, op een groot ruijm pleijn of bassecour met zwaare lindeboomen bezet, waardoor men verder over een roijale brug wederom door een poort met een toren dog niet heel hoog, komt op 't binnenpleijn, en verder langs een aansienlijk trap opwaarts gaat tot in 't kasteel zelfs." En verder dat van de familie Amstel van Mijnden "derzelver wapen op verscheijden balken en in de glazen gevonden werd en onder andere 't wapen van ééne jonker Jacob Amstel van Mijnden. Het huijs legt rondom in visrijke gragten digt aan de Kromme Rhijn, drie quartiers van Utrecht."

In de 18e eeuw is van deze ruïneuze vleugel een tuinmuur gemaakt. Later is deze echter weer verwijderd, evenals de voorburcht met het poortgebouw en de traptoren, waardoor het kasteel zijn kasteelallure verloor. Aan het huis werd een nieuwe westvleugel toegevoegd, die door een gang gescheiden was van de rest van het huis. De trapgevels werden vervangen door lijstgevels en de kruisvensters door schuifvensters. In de westgevel werd in het midden de ingang met bordestrap aangebracht. Hiermee kreeg het kasteel zijn huidige gedaante: een blokvormig huis op een bijna rechthoekige plattegrond. Hij huis is onderkelderd met souterrain en twee bouwlagen onder een schilddak. Via de ingang komt men in een grote hal met een trap naar de eerste verdieping.
Tot 1950 vond men in het huis in verschillende kamers 18e eeuwse betimmeringen en geschilderd behang. Deze zijn door verschilende renovaties ten behoeve van de jeugdherberg verwijderd. Alleen de trap in het trappenhuis is nog in Lodewijk XV-stijl en ook de deuren en kozijnen zijn 18e eeuws.

In 1983 hebben er opgravingswerkzaamheden plaats gevonden, waarbij een funderingsmuur te voorschijn kwam. Deze werd geïdentificeerd als een deel van een ringmuur, die gedateerd werd als laat 15e eeuws en sloot de oorspronkelijke voorburcht waarschijnlijk af. Deze ringmuur heeft waarschijnlijk maar kort bestaan, want we komen deze muur op de uit omstreeks 1665 daterende tekening in het Ridderhofstedenboek niet meer tegen.
Bewoners - 1304 Jacob III van Lichtenberg, getrouwd met Mechteld Uten Goy
1304 - 1325 Jacob IV van Lichtenberg (zoon), getrouwd met Mechteld van Vianen
1325 Aleidt van Lichtenberg (dochter), getrouwd met Jan IV van Renesse
- 1415 Johan V van Renesse (zoon), getrouwd met Elisabeth van Arkel
1415 - 1438 Johan VI van Renesse (zoon), getrouwd met Elisabeth van Zuijlen van Nijevelt
1438 - 1452 Frederik van Renesse, heer van Rhijnauwen (zoon), getrouwd met Elisabeth van Kruiningen
1452 - 1512 Johan van Renesse (zoon), getrouwd met Cornelia Oem van Bokhoven
(Anna van Renesse (dochter, overl. 1510), getrouwd met Godard van Harff)
1512 - 1545 Anna van Harff (kleindochter), getrouwd met Willem van Rossum, heer van Zoelen
1545 Hector van Hoxwier (koop), getrouwd met Doede van Holdinga
1546 - 1579 Doede van Holdinga (weduwe)
1579 Attica van Hoxwier (dochter)
1579 - 1593 Cornelis van Schoordijk (koop)
1593 - 1600 Follard van Schoordijk (zoon), getrouwd met NN Verduin van Vleuten
1601 - 1635 Jacob van Schoordijk (zoon)
1635 - 1667 Huibert van Schoordijk (zoon, kinderloos), getrouwd met Maria Margaretha van Golstein
1667 - 1669 Maria Margaretha van Golstein
1669 - 1708 Jacob van Golstein (broer), weduwnaar van Maria van Schoordijk (zus van Huibert)
1708 - 1718 Catharina van Golstein (dochter)
1718 mr. David ten Hove (koop)
1718 - 1750 Melchior ten Hove (zoon), getrouwd met Johanna Maria Kromhuizen Vrouwe van Den Bosch
1750 - 1773 David ten Hove (zoon), heer van Rhijnauwen, kanunnik van Oud-Munster
1773 - 1820 Jan Balthasar Strick van Linschoten (koop), getrouwd met Charlotte van Utenhove tot Bottestein
1820 - 1850 Jan Carel Wendel Strick van Linschoten (zoon), getrouwd met Pauline Gerardine Sibylle Poelman
1850 - 1899 Jonkheer Hendrik Strick van Linschoten (zoon), getrouwd met Agatha Henrietta van Notten
1899 - 1910 Jonkheer Carel Johan Strick van Linschoten (zoon), getrouwd met Johanna Hermanna Arendina Geertsema
1910 - 1919 Jonkvrouwe Agatha Johanna Elisabeth Strick van Linschoten (zus)
1919 gemeente Utrecht
Huidige doeleinden Het kasteel is in gebruik als jeugdherberg.
Opengesteld Het kasteel is niet opengesteld.
Foto's Foto van het huis Foto van het poortgebouw Foto van het huis Foto van de voorkant van het huis
Foto van de zijkant van het huis Kopergravure van het kasteel door C. Specht uit 1698 Plattegrond van de kelder van het kasteel Plattegrond van de bel-etage
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995
Kranteartikel in het RD van 22 december 1992
W. Smits, 'Een Pleijzier Togtje naar Rhijnauwen', in: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen
ANWB, Eigen land met open ogen, Utrecht, 1966, blz. 33
J. Romijn, Hart van Nederland, een boek over de stad en de provincie Utrecht, A.W. Bruna & Zoons Uitgeversmij NV te Utrecht, 1950, blz. 437/8
Foto 2 en 3: uit eigen collectie
Foto 1, 5 en 6: Peter van der Wielen
Foto 4: Elbert van Klaveren
Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 2 en 3: Uit eigen collectie