Ouderhoek

Ligging Deze buitenplaats stond ter hoogte van Rijksstraatweg 70, bij Nieuwersluis.

Tekening door D. Stoopendaal (in

Ontstaan De hofstede Ouderhoek, gelegen op de plek waar volgens de overlevering het jachtslot Ter Wiele van de Utrechtse bisschoppen heeft gestaan, wordt na het jaar 1632 gebouwd voor de familie van Hoek.
Geschiedenis In 1632 koopt Anthony van Hoek, de zusters van zijn vrouw uit van de door hen geërfde boerderij. In de tweede helft van de 17e eeuw begint hij op de grond van die boerderij zijn buitenplaats aan te leggen, en geeft het buiten zijn naam. Na zijn dood in 1676 erft zijn zoon Adriaen Ouderhoek en breidt het park en de tuin uit. Rond 1700 komen we dan Christiaan van Hoek als eigenaar tegen, die na zijn dood wordt opgevolgd door zijn zoon Anthony van Hoek. Ten tijde van het boek van Stoopendaal is hij de eigenaar, maar hij sterft een jaar later.
Anthony heeft blijkbaar geen kinderen, want zijn nalatenschap vererft op twee neven: Jean de Wolff en Anthony Bierens. Anthony is al eigenaar van Middelhoek, en Jean van Jongerhoek en Rupelmonde. Jean krijgt uit de erfenis Ouderhoek toebedeeld. Hij is een zoon van Pieter de Wolff en Suzanna van Hoek: beide families waren zeer welgestelde doopsgezinde zijdehandelaren uit Amsterdam.

Jean is dan al (sinds 1706) getrouwd met Margaretha Verhamme, een schatrijke vrouw uit Haarlem. Waarschijnlijk omdat Ouderhoek veel fraaier is, wordt Rupelmonde verkocht.
Tot 1727 lag het grondgebied van het buiten aan één zijde van de Straatweg. Er wordt later grond bijgekocht tussen de vecht en de Straatweg. Het totale grondgebied bedraagt dan ongeveer 4 hectare. Het buiten bestaat dan uit een theekoepel, het woonhuis, een boomgaard en de siertuinen, eindigend in een kunstmatig opgeworpen heuvel. De fraaie siertuin was er al in 1719, want we komen in het boek ‘De zegepralende Vecht’ zes afbeeldingen tegen van deze tuin. Deze tuin moet een grote indruk hebben gemaakt op Stoopendaal, want het boek telt honderd platen, dus 6% is van de tuin van Ouderhoek.
Als Jean in 1736 sterft, blijft zijn weduwe eigenaresse, ook nadat ze hertrouwd is met Mr. Paulus Loot van Santvoort, heer van Santvoort. Zij overleeft haar tweede echtgenoot nog drie jaar en in 1756 sterft ze. Na haar overlijden wordt er van de boedelscheiding een inventarislijst gemaakt. Hieruit kunnen we veel informatie halen over Ouderhoek.
In september 1757 wordt het buiten verkocht aan Pieter de Wolff Pietersz, een zoon van de broer van Jean voor f. 27.000,-. Daarna is het onduidelijk wie er eigenaar van Ouderhoek is. Alleen rond 1785 is Jan, baron de Petersen en militair eigenaar en in 1836 was J. H. Luden, waarna het huis twee jaar later wordt afgebroken.

Nu terug naar de inventarisatie. Margaretha woont in Amsterdam en alleen in de zomermaanden komt ze naar Ouderhoek. Het huis is het hele jaar gemeubileerd en in totaal zijn er steeds elf personen aanwezig (onder andere): de tuinman, een dienstbode, een huisvrouw, een lijfknecht, 'mevrouws meijt’, de koetsier, het hoofd van de huishouding en ’buytenmeiden’. In 1742 wordt vermeld dat Paulus Loot van Santvoort een inkomen had van f. 25.000, en hij is in het bezit van een eigen trekjacht, een eigen koets en vier paarden.
In het woonhuis vinden we op de belétage een gang, een grote en een kleine zijkamer, een eetkamer, een grote ‘Coepelkamer’ en 'mevrouws Slaepkamer’. Daarboven een ‘bovengang’, een blauwe en een rode kamer, een klein kamertje, een ‘balconkamer’ en een voorkamer. Op de zolder bevonden zich waarschijnlijk de meidenkamer en het provisiekamertje, terwijl de keuken en de kelder zich weer onderin het huis bevonden.

In de gang vinden we een commode-tafel met vier laden, een fonteintje, een ganglantaarn, een ‘weerglaasje’ en een pruikendoos en pruikenbol! De eigenaar zette blijkbaar graag direct zijn pruik af, als hij zich in zijn huis kon terugtrekken. Op de overloop, in de inventarisatie 'bovengang' genoemd, staat de staande klok.
In de eetkamer, bevond zich een open haard, met erboven een spiegel en op de schoorsteenmantel een tafelklok. Bij be haard bevonden zich de ijzeren vuurkorf, een tang en de turfton. Op de vloer bevond zich een groot tapijt. Hoewel dit niet uit de beschrijving blijkt, is de kans heel groot dat dit een smyrnatapijt was, dat speciaal voor de ruimte geweven werd. In heel veel rijke huizen uit de 18e eeuw komen we die tapijten tegen. Dat men zuinig was op dit tapijt blijkt uit het feit, dat er zich nog een kleedje in deze ruimte bevond. Deze lag waar de eettafel stond, zodat men niet op het dure kleed kon morsen. Verder komen we in deze ruimte zes stoelen met groene zittingen, het kabinet van notenhout, een hoekbuffet met een tinnen fonteintje en een groot koelvat, waarin ijskoud water de daarin geplaatste flessen drank kon koelen.
In de kleine zijkamer bevonden zich twee vaste kasten met het porseleinen servies, een theetafel op schragen, een spiegel aan de wand en zes stoelen. In de grote zijkamer staan twaalf stoelen met rooddamasten zittingen, twee speeltafels bekleed met rood lakenen een gueridon. Een gueridon was een hoog bijzettafeltje op één poot.
Op de belétage bevindt zich ook de ‘Grote Coepelkamer’. Dit was mogelijk een veelhoekige tuinkamer, waar acht tabouretten (stoeltjes zonder rug) en acht voetstoven staan.
En tenslotte ligt hier de ‘mevrouws slaepkamer’. Hier vinden we tien stoelen, een rustbed, gevoerd met groene armozijn en een canapé met groen boord afgezet; een tafeltje met een kleine spiegel, een poederdoos, een schuier, twee pistolen, vier ‘snaphanen’ (soort geweren), twee donderbussen en een kruithoorn. Tenslotte bevindt zich in deze kamer een kast met onder andere glaswerk en eetbestek.
Op de bovenverdieping bevinden zich de slaapkamers. In de eerste plaats de ‘blauwe’ kamer, met acht gewone stoelen, vier leuningstoelen, de twee tabouretten bekleed met ’blauw moor’ (= moiré, gewaterde zijde) en het ook met moirézijde behangen ledikant. In de ‘roode’ kamer staan rood bekleedde stoelen en het ’Statie’-ledikant is met rood/gele zijde afgezet.
Dan komen we in de ’balconkamer’ met een ledikant met wit zijden behangsels en afgezet met rode passementen en een geschilderde slaapbank met een paviljoen (kleine ronde of ovale 'hemel”)en roodzijden gordijnen met witte passementen. En dan tenslotte de voorkamer: hier bevinden zich een ledikant en stoeltjes, alle met groene zijde en gele koordjes bekleed, vijf schilderijen, een wapen, een kastje met boeken en kaarten, een sterrekijker en een toverlantaarn.
Op de zolder bevindt zich de ’meijdekamer’ met eenvoudige bedsteden, een kast, een tafel, zes stoelen met kussens en een spiegel. In de provisiekamer tenslotte staan kasten, waarin het zeer uitgebreide linnengoed en er laag heel veel tin en koper opgeslagen. In de kelder bevindt zich de keuken, waarvan de inventaris ook opgesomt wordt, maar daarvoor verwijs ik door naar het artikel van mevrouw H.H. Pijzel-Dommisse.

In 1756 wordt de tuin van Ouderhoek onderhouden door Balthasar Croese. In deze tuin bevond zich de zeshoekige theekoepel, eind 17e eeuw van binnen beschilderd met zes mythologische taferelen door de schilder Philip Tydeman. Verder stonden er acht tabouretten, een schenktafel en een kleine gueridon.
In de tuin komen we broderies, acht stenen borstbeelden, twee grote zitbanken, een boomgaard, hagen, twee stenen beelden op pilasters, een karpervijver, berceaux, vier witstenen beelden, vier witstenen vazen op voetstukken en twee kleine zitbanken. Op de dichtbij de berceaux gelegen terrassen trof men nog twee grote witte vazen op voetstukken en twee zitbanken, daarnaast een marmeren beeldengroep en nog vier marmeren potten. In de tuin met meerdere lanen waren nog op verschillende plekken zitbanken neergezet en bevond zich nog een tweede vijver.
Vaak vond men in de tuinen beelden van Griekse goden of godinnen. maar de eigenaars van Ouderhoeken kozen voor vier historische figuren: Frederik Hendrik, Willem II, Willem III en diens echtgenote Maria Stuart. Tenslotte bevond zich in de tuin nog een heuveltje, die met een trap van 20 treden beklommen kon worden. Volgens het lofdicht van Ludolf Smids uit 1709 had men een schitterend uitzicht en kon men zelfs de domtoren van Utrecht zien.
Op het terrein stonden ook nog de stallen, met de knechtskamer en ‘trokkamer’, waarin negen kanonnetjes; het kruithuis en het tuinmanshuis. In het tuinmanshuis bevond zich heel tuinmansgereedschap.
Naast de tuin kon men zich ook op de Vecht verpozen. Ouderhoek beschikte naast de al eerder genoemde trekjacht, ook over een praam, een bootje, een roei-jachtje en een groot ‘plaisier Jagt’.

Hoewel van veel buitenplaatsen het stichtingsjaar niet bekend is, weten we die van Ouderhoek wel. Samen met Goudestein behoort zij tot de vroegste buitenplaatsen langs de Vecht: Goudesteyn uit 1618 en Ouderhoek uit p/m 1619.

Volgens het artikel in het jaarboekje van Nifarlake uit 2006 werd er in 1720 opdracht gegeven door Jean de Wollf om een nieuw huis te bouwen, daarmee wordt het huis dat afgebeeld is in "De zegepraalende Vecht" vervangen. Het ontwerp voor het nieuwe huis werd door Ignatius van Logteren gemaakt. Het ontwerp voor de tuingevel toont ons twee putti. De ene heeft twee schalen met vruchten in zijn hand en het lijkt dat er zich links van hem altaar bevindt, waarop hij de vruchten als dank wil offeren aan de goden. Het symboliseert de heerlijkheid van het leven op een buitenplaats, De andere putto zit berustend neer en blaast bellen uit een lange stenen pijp. en houdt zijn andere hand op een doodskop. Dit symboliseert de vergankelijkheid van het leven. Links en rechts van de putti bevinden zich twee godinnenbustes, die waarschijnlijk Diana (godin van de jacht) en de andere is of Juno (godin van de huiselijkheid) of Flora (symbool van het buitenleven).
Het gegeven dat een andere bron noemt, dat Ouderhoek "rond 1754 vervangen wordt door een 'modern' stadshuis-buiten", is dan waarschijnlijk niet waar en vond dit al in 1720 plaats. Dit buiten werd in 1839 weer afgebroken. In 1840 is er alleen nog een Oranjerie over en het landgoed is eigendom van de heren J. Vernooy te Utrecht en J. Vernooy te Loenen. De Oranjerie was een stenen gebouw met dakpannen gedekt en de 2 eigenaars willen enkele kamers hieraan toevoegen van één verdieping hoog. Omdat Ouderhoek naast het Fort van Nieuwersluis staat, moet bij Koninklijk Besluit beslist worden of er bijgebouwd mag worden. De twee eigenaars krijgen toestemming.
Van deze oranjerie is nu niets meer terug te vinden.

Op het terrein van het voormalige landgoed staat nog een huis genaamd Klein Ouderhoek uit ca. 1871. Mogelijk was dit de portiers- of tuinmanswoning.
Bij de huidige boerderij bevinden zich nog wel de twee stenen hekpalen met de naam Ouderhoek erop.

Van oorsprong was Ouderhoek een hofstede, die werd omgebouwd tot een buitenplaats. De gevel van het huis, die evenwijdig aan de rivier de Vecht stond, bevatte een eenvoudige voordeur met bovenlicht. Links daarvan was een raam met kruiskozijn en onderluiken, en boven dit raam en ook boven de deur, waren twee lage vensters, elk gedeeld door een verticale spijl. Het rechter gedeelte van het huis was slechts één verdieping hoog en werd ingenomen door twee grote ramen met kruiskozijnen en onderluiken. Achter deze ramen bevond zich de opkamer, waarvan de zoldering even hoog lag als de bovenverdieping van het linker gedeelte van het huis.
De zuidelijke zijgevel bevatte twee maal twee ramen met onderluiken met daarboven nog twee zolderramen. Achter dit lange ondiepe dwarshuis was een tweede dwarshuis aangebracht; beide werden gedekt door even hoge zadeldaken. Beide daken waren voorzien van eenvoudige schoorstenen.

Om het huis een kasteelachtige allure te geven, bevond zich aan de noordzijde ook een dwarshuis, waarin zich o.a. de eetkamer bevond.
Of Ouderhoek oorspronkelijk een T-vormige plattegrond heeft gehad, is niet meer uit te maken, want tegen de achterzijde van het huis werd in later tijd een vierkant gebouw opgetrokken, het "Laboratorium of Tuighuis der Vuurwerken".

We kunnen bij Ouderhoek niet spreken van een bepaalde bouwstijl, omdat het meer dan eens verbouwd werd. Alleen het voorste gedeelte vertoonde door zijn horizontale gerekte gevel evenwijdig aan de rivier, zijn opkamer en zadeldak, de kenmerken van een hofstede. Ook de gravure van Ouderhoek die S. Saylor te Londen uitgaf, geeft ons geen extra informatie, omdat deze vrijwel een kopie van Stoopendaal was.
Tenslotte zijn de nog bewaard gebleven hekpalen vermeldenswaardig; deze zijn in 1914 opgemetseld.
Bewoners 1632 - 1676 Anthony van Hoek
1676 Adriaen van Hoek
ca 1700 Christiaan van Hoek
- 1720 Anthony van Hoek
1720 - 1736 Jean de Wolff
1736 - 1753 Margaretha Verhamme, hertrouwd met Mr. Paulus Loot van Santvoort
1753 - 1756 Margaretha Verhamme
1757 Pieter de Wolff Pietersz (koop)
ca 1785 Jan, baron de Petersen
1836 J. H. Luden
Huidige doeleinden Op de plaats van de buitenplaats staat nu een woonhuis.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Tekening van de tuin door D. Stoopendaal uit 1719 Tekening van het huis door A. Rademaker uit 1791 Tekening van het huis door P.J. Lutgers uit 1836 Nog een tekening van het huis door P.J. Lutgers uit 1836
Afbeelding van de tuin van Ouderhoek Tuingevel door L. van Slogteren bij Buitenplaats Ouderhoek Äfbeelding
Bronnen Tekst: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948
Dr. J. Belonje, Ouderhoek bij Fort Nieuwersluis, In: Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, 1968, blz. 37 - 41
H.H. Pijzel-Dommisse, 18de eeuwse inventaris van een verdwenen buitenplaats: Ouderhoek, In: jaarboekje Niftarlake 1978, blz. 23 - 31
E. Munning Schmidt, De Van Logterens in de Vechtsreek, In: jaarboekje Niftarlake, 2006, blz 25-26
Afb. 1: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948
Afb. 2: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948
Afb. 3: De Vechtstroom van Utrecht tot Muiden. Verheerlykt door honderd gezichten van steden, dorpen, vestingen, adelyke gestigten, lustplaatzen en waranden
Afb. 4 en 5: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979
Afb. 6 t/m 8: Uit eigen collectie