Ligging |
Op de rechter Vechtoever langs het Zandpad tussen Maarssen en Breukelen.
|
Ontstaan | Rond 1300 werd het kasteel gesticht door vermoedelijk een lid van de familie Van Loenersloot. |
Geschiedenis |
Met de groei van de economische betekenis van het gebied rond de Vecht ontstonden er langs
de oevers verschillende kastelen. Omdat de eerste eigenaars zich Van Loenersloot van Oudaen
noemen, gaan we er vanuit dat Oudaen gesticht is door het geslacht Van Loenersloot. In 1336
komen we als eigenaar Theodoricus of Dirk van Loenersloot van Oudaen tegen; hij is in dat
jaar getuige voor de bisschop van Utrecht. Daarvoor komen we rond 1280 al een Henrick of
Dirck Loenresloet tegen en rond 1303 Wilhelmus van Oudaen. Er wordt er vanuit gegaan dat
dit de vader en grootvader van de eigenaar uit 1336 zijn en dat grootvader Henrick het
kasteel gesticht heeft. De eigenaren van Oudaen hadden weinig politieke invloed op Breukelen; in elk geval veel minder dan de eigenaren van Nijenrode en Gunterstein. Dit werd waarschijnlijk veroorzaakt, doordat ze op de stad Utrecht gericht waren, waar ze belangrijke functies in het bestuur van de stad vervulden. Er zijn maar heel weinig gegevens over de familie Van Loenersloot van Oudaen bekend, maar het vermoeden bestaat dat ze het grootste deel van het jaar in Utrecht woonden en Oudaen als buitenhuis gebruikten. Theodoricus van Loenersloot van Oudaen wordt na zijn overlijden opgevolgd door zijn zoon, die ook Dirck heet. Hij trouwde met Gloria Soudenbalch en werd na zijn sterven opgevolgd door zijn zoon Zweder, die in 1399 door bisschop Frederik van Blankenheim met het huis Oudaen en 45 morgen land werd beleend. Zweder is gedurende dertig jaar eigenaar van het kasteel en als hij in 1429 sterft heeft hij geen nakomelingen en Oudaen vererft op zijn zus Aleid, die trouwde met haar neef Dirck Ernst Taets. In een bron uit 1976 wordt melding gemaakt, dat Zweder van Oudaen in 1429 het huis aan zijn neef Dirk moet overdragen, omdat hij verbannen wordt wegens moord op Johan van der Haer. Dirk overlijdt aan de gevolgen van een steenworp tegen zijn hoofd. Volgens verschillende bronnen kreeg Dirck Ernst Taets van zijn vader een stadskasteel met de naam Zoudenbalch aan de Oudegracht te Utrecht. Dirck ging zich na zijn huwelijk ook wel Dirck van Houdaen noemen en heeft het stadskasteel de naam Oudaen gegeven. Dit huis heette Zoudenbalch naar de familie Zoudenbalch, die het tot 1348 in bezit had gehad. Ik betwijfel of hij het wel van zijn vader kreeg. Hoe was Ernst Taets van Amerongen in bezit gekomen van dit stadskasteel? Dirck van Loenersloot van Oudaen, zijn schoonvader, was namelijk getrouwd met Gloria Soudenbalch en bracht zij het huis niet in de familie? Dirck Taets schonk al in 1425 ‘die huysinge ende hoffstadt tot Soudenbalch die (ick) te bewoonen placht’ aan zijn dochter Cornelia. Als haar moeder Alijt van Loenersloot in 1450 overlijdt, erft Cornelia ook Oudaen. Door haar huwelijk met Frederik van Drakenburg komt het kasteel in die familie. Niet lang heeft Cornelia gebruik kunnen maken van kasteel Oudaen want zij sterft een jaar later en dan wordt haar zoon Ernst van Drakenborch met het kasteel beleend. Ernst wordt in 1495 opgevolgd door diens zoon Johan en omdat hij geen mannelijke nakomelingen heeft, wordt in 1520 Johan's dochter Josina van Drakenborch eigenaar van Oudaen. Door haar huwelijk in 1533 met Dirck van Zuylen van de Haer komt het kasteel in bezit van die familie. Drie jaar later wordt Oudaen erkend als ridderhofstad. Gedurende 58 jaar is Josina eigenaresse van het kasteel geweest en dan besluiten zij en haar man Oudaen te verkopen. Voor 1200 Carolus guldens wordt François van Sneeck, wijnkoopman uit Utrecht, in 1578 de nieuwe eigenaar. Francois sterft in 1601 en wordt opgevolgd door zijn dochter Johanna, die vijf jaar later met Jacob van der Burch trouwt. Johanna en Jacob zijn van groot belang geweest voor Oudaen. In opdracht van het echtpaar vond er een grondige restauratie en modernisering plaats, waarna ze er permanent gingen wonen en werd een goed beheer van het landgoed opgezet. In het rampjaar 1673 werd het kasteel niet door de Fransen verwoest, omdat de familie Rooms-Katholiek was. Na het overlijden van Johanna in 1648 werd het kasteel waarschijnlijk door hun zoon Arnold en later hun kleinzoon Jacob II niet meer bewoond; er is dan sprake van huurders of huisbewaarders. In 1688 sterft kleinzoon Arnold II van der Burch en hij heeft geen mannelijke nakomelingen, en vererft daardoor op zijn dochter Johanna Maria van der Burch, die trouwde met burggraaf Philippe de Clercque Wissocq uit Gent. Tot 1807 blijft Oudaen in bezit van deze familie, die echter geen gebruik maakt van het kasteel, omdat ze veel onroerend goed in bezit heeft in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. Uit het testament (1735) van de zoon van Johanna Maria en Philippe, Philippe Bélizaire de Clercque Wissocq, weten we dat het kasteel voor "drie hondert gulden 's-jaers" verhuurd werd, en dat het gebouw soms maanden leeg stond. In 1807 wordt Oudaen gekocht door Hendrik Jacob Ortt. Hij woonde in Amsterdam, samen met zijn vrouw Agnes Maria Warin en was van beroep inspecteur van het loodswezen benoorden de Maas en kapitein ter zee. Hoewel niet permanent, maar toch werd Oudaen door dit echtpaar regelmatig bewoond, in elk geval tijdens de zomermaanden. Na het overlijden van Hendirk Jacob verkoopt zijn weduwe kasteel Oudaen aan Gerrit Duuring, die ook eigenaar is van de buitenplaats Vreedenoord. Gerrit is dertig jaar eigenaar en zijn zoon Gerard tweeënveertig jaar. Ze waren invloedrijke personen en zijn zoon liet zelfs door de Haarrijnpolder een weg aanleggen om sneller vanaf De Vecht naar Rotterdam te kunnen reizen. In 1889 wordt Oudaen gekocht door Margaretha Elisabeth Willink van Collen, die eigenaresse is van het naburige kasteel Gunterstein. Na haar overlijden in 1935 blijkt uit haar testament dat ze via een legaat Oudaen aan haar achternicht jonkvrouwe Maria Elisabeth Quarles van Ufford schenkt. Na haar huwelijk met Walter William Seymour March gaat ze in Engeland wonen en verhuurt ze het kasteel aan de toenmalige Stichting Nijenrode. De bijbehorende landerijen en opstallen worden verkocht. In 1974 wordt dan ook Oudaen verkocht en de nieuwe eigenaar wordt Dr. Maurice Nelson Graham Dukes, die het kasteel elf jaar later op zijn beurt weer verkoopt aan R.E. Ophorst. Sinds 1990 is het kasteel door koop in eigendom gekomen van R. Kattenburg, die er ook zijn bedrijf, de kunsthandel Rob Kattenburg BV, vestigt. |
Bouwgeschiedenis |
Kasteel Oudaen bestaat uit vijf verschillende bouwdelen die tezamen één geheel vormen: een
noord- en zuidvleugel, het achterhuis, een traptoren en een hangtoren. De twee vleugels
hadden trapgevels en werden gedekt door zadeldaken. De zuidvleugel is het oudste deel, de
oorspronkelijke woontoren van rond 1280. De toren bestaat voornamelijk uit kloostermoppen
en heeft muren met een dikte van ongeveer 1,5 meter. De toren bestaat uit vijf lagen: een
bovengrondse kelder, drie woonlagen, waarvan de onderste twee voorzien waren van
lichtspleten, die als vensters dienden en een zolder. De ingang bevond zich op de eerste
woonlaag en de kelder kon bereikt worden via een in de oostmuur gemetselde stenen trap,
waarvan een deel nog aanwezig is. De kelder heeft een tongewelf en de onderste twee
woonlagen hadden in de westmuur een stookplaats. De andere vleugel werd in delen gebouwd tussen 1450 en 1550. In die periode waren de families Van Drakenburg en Van Zuylen van de Haer eigenaars van het kasteel. In de noordgevel van deze vleugel zit een 'sprong' in de muur: het bovenste deel van deze vleugel is van nieuwere datum, dan het onderste deel. Deze noordvleugel heeft minder dikke muren en is ook smaller, terwijl de indeling overeenkomt met de zuidvleugel, op de tweede woonlaag na. Deze tweede woonlaag bestaat uit één ruimte en was voorzien van een 16e-eeuwse moer- en kinderbinten-zoldering en had vier kruisvensters. Toen Oudaen in 1536 werd erkend als ridderhofstad was de bouw van deze vleugel waarschijnlijk net afgerond. Dat het kasteel uit twee vleugels bestond weten we pas zeker bij de koop in 1578 door François van Sneeck. De verdiepingen van de twee vleugels waren bereikbaar via een houten kuiptrap, die nog grotendeels aanwezig is. Toen François van Sneeck eigenaar was werd er een traptoren aan de oostkant toegevoegd, die echter maar drie lagen hoog werd. Hierdoor bleven trappen in één van de twee vleugels nodig om de derde woonlaag en de zolder te kunnen bereiken. Zijn dochter Johanna erfde het kasteel in 1601 en zij laat aan de oostkant een achterhuis toevoegen waarin de traptoren geïntegreerd werd, terwijl de westgevel in het midden een hangtoren kreeg. Na 1625 was het kasteel eigendom van de families Van der Burch en De Clercque Wissocq, die geen gebruik van het kasteel maakten, waardoor het kasteel in die 200 jaar niet verbouwd werd, maar gelukkig wel onderhouden. In 1827 wordt Gerrit Duuring eigenaar en hij laat het achterhuis verhogen, waardoor deze nu drie bouwlagen krijgt en gedekt wordt door een flauw hellend schilddak. Eén laag krijgt de bestemming van keuken en de erboven gelegen laag wordt de ingangshal. Het kasteel is bereikbaar via een ophaalbrug en via een trap van zes treden komt men bij de ingang: een 19e eeuwse deur met een houten renaissance-omlijsting. De kruisvensters worden bijna allemaal vervangen door de in de 19e eeuw gangbare schuiframen en de westgevel wordt verfraaid met een houten betimmering (rond 1850 aangebracht). De voorgevel is namelijk rond het midden van de 19e eeuw aan herstel toe. Op verschillende plaatsen was door het vergroten van de ramen een halve eeuw eerder een deel van het metselwerk verschoven en op andere plaatsen, vooral waar ramen waren dichtgemetseld, sloeg de regen er nu doorheen. De westgevel staat bloot aan de westerstormen en is hierdoor ernstig verweerd. Als oplossing koos Gerrit voor een ongebruikelijke maar eenvoudige: aan de dorpstimmerman van Breukelen gaf hij opdracht, Oudaen af te dekken met een wand van houten planken. Door deze betimmering wordt Oudaen wel beschreven als een houten burcht. Tenslotte wordt de houten ophaalbrug vervangen door een stenen. De volgende periode van 1889 tot 1974, als de families Willink van Collen en Quarles van Ufford eigenaars zijn wordt het kasteel alleen goed onderhouden. Alleen aan de zuid- en oostkant worden ophaalbruggen aangebracht en in de noordoosthoek wordt een houten aanbouw toegevoegd, die als bijkeuken wordt ingericht. Na 1974 vindt er een grondige restauratie plaats, waarbij de houten betimmering, die inmiddels verrot was, verwijderd wordt. Hierdoor kwam het oorspronkelijke metselwerk weer te voorschijn. Aan de noordkant van het kasteel bevindt zich een landschappelijke tuin, die een restant is van de rond 1830 aangelegde beukenbos met een fraai padenpatroon. Deze tuin is te bereiken via een ophaalbrug. Op de voormalige voorburcht bevinden zich een woonboerderij uit de 18e eeuw, waarvan de stal een ankerbalkconstructie heeft, en een 17e eeuwse krukboerderij. De toegang tot het kasteel bevindt zich nog steeds aan de zuidkant. Hier zien we een restant van de oorspronkelijke poort, die opgebouwd is met kloostermoppen, met links en rechts daarvan een dienstwoning. Deze dienstwoningen zijn meerdere keren afgebroken en weer herbouwd. |
Bewoners |
voor 1379 - voor 1393 Dirck II van Houdaen, (mog.) getrouwd met Gloria Soudenbalch voor 1393 - 1429 Sweder van Houdaen (zoon), getrouwd met Oedel van Ruwiel 1429 - 1450 Dirck van Houdaen (neef) 1450 - 1494 Ernst van Drakenborch (kleinzoon) 1495 - 1520 Johan van Drakenborch (zoon) 1520 - 1578 Josina van Drakenborch (dochter), getrouwd met Dirck van Zuylen van de Haer 1578 - 1601 François van Sneeck (koop, 1200 Car. Guldens) 1601 - 1648 Johanna van Sneeck (dochter), getrouwd met Jacob van der Burch 1648 - 1653 Arnoldus van der Burch (zoon) 1653 - 1689 Jacob van der Burch 1689 - 1689 Johanna Maria van der Burch (zus), getrouwd met Philibert de Clercque 1718 - 1736 Philibert Belizaire de Clercque (zoon) 1736 - 1788 Eugenius Franciscus de Clercque 1788 - 1806 Sebastiaan François Hyacinthe de Clercque 1806 - 1807 Augustus Ernestus de Clercque Wissocq 1807 - 1827 Hendrik Jacob Ortt, broer van Johan Ortt van Nijenrode (koop) 1827 - 1857 Gerrit Duuring (koop) 1857 - 1889 Gerard Duuring 1889 - 1935 Margaretha Elisabeth Willink van Collen (koop) 1935 - 1974 Jkvr. Maria Elisabeth Quarles van Ufford 1974 - 1985 Dr. Maurice Nelson Graham Dukes (koop) 1985 - 1990 R.E. Ophorst 1990 R. Kattenburg ca 2000 familie G. Vehmeijer |
Huidige doeleinden | Het huis is bewoond. Rond 1980 had het huis een heel moderne inrichting. Sinds ca 2000 wordt het huis bewoond door de familie G. Vehmeijer en de inrichting is weer meer passend bij het oude gebouw. |
Opengesteld | Het huis is niet toegankelijk. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink,
Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995 E. Munning Schmidt, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, 1985 M.N.G. Dukes, Legenden van Oudaen, In: Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, 1976, blz. 25-28 Foto 1: Peter van der Wielen Foto 2 en 3: uit eigen collectie Foto 4 t/m 6: Peter van der Wielen Foto 7: Website van Quotenet Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966 Afb. 2: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979 Afb. 3: uit eigen collectie |