Ligging |
Aan de rechterkant van de Straatweg nr. 25, iets ten zuiden van Breukelen,
richting Maarssen-Dorp. |
Ontstaan | Het kasteel werd in het midden van de 13e eeuw gebouwd door Gerard Splinter van Ruwiel. |
Geschiedenis |
Rond 1250 werd de rivier de Vecht tussen Maarssen en Breukelen een steeds belangrijkere
vaarroute, en door Gerard Splinter van Ruwiel werd toen besloten langs de rivier een
kasteel te bouwen, om deze vaarroute te kunnen beheersen. Gerard was de derde zoon van
Gijsbrecht I van Ruwiel, eigenaar van
kasteel Ruwiel. Het kasteel werd gebouwd aan
de rand van een, door het rooien van bomen, bouwrijp gemaakt stuk land, de nieuwe of
'nije' rode. Op 15 augustus 1311 draagt de zoon van Gerard, Gijsbrecht I van Nijenrode, "sijn huis, dat men heet Nyenrode, ende enen viertellants, die gheleghen es van den Broecdijc utestreckende in de Vecht, daer dat huis op staet" op aan de Hollandse graaf Willem III. Zijn kasteel wordt daarmee een open huis voor de graaf. Gijsbrecht I wordt opgevolgd door zijn zoon Gerard Splinter, die getrouwd was met Maria van Persijn van Velsen. Na de dood van Gerard Splinter wordt hij weer opgevolgd door Gijsbrecht II, die een bealngrijke rol speelde in de Hollandse politiek. Hij koos partij voor de Kabeljauwen en hielp mee in de strijd tussen Willem V en zijn moeder Margaretha van Henegouwen, waarbij Willem V in 1351 graaf van Holland werd. In datzelfde jaar was hij ook belast met de belegering van kasteel Brederode. Hij overleed in 1396. Het kasteel vererft steeds van vader op zoon binnen de familie Van Nijenrode, totdat Jan III van Nijenorde in 1495 sterft. Hij heeft alleen een dochter Josina, die met Willem Torck getrouwd was. Tijdens haar leven wordt het kasteel in 1536 erkend als ridderhofstad door de staten van Utrecht. Zij sterft een jaar later en het kasteel vererft dan op haar dochter Elisabeth, die getrouwd was met Bernard I van den Bongard. Willem Torck is dan nog in leven en hij krijgt het vruchtgebruik van het kasteel toegewezen. Willem sterft in 1545. Na de dood van Elisabeth Torck in 1578 komt het kasteel in de familie Van den Bongard. Haar zoon Floris trouwt met Agnes van Aeswijn, weduwe van Jan van Schellart van Obbendorf. Het echtpaar besluit in 1563 het kasteel Ruwiel te kopen en daar te gaan wonen. Na de dood van zijn moeder Elisabeth gaan ze op Nijenrode wonen en wordt het kasteel Ruwiel overgedaan aan een broer van Agnes. Tot 1663 blijft het kasteel Nijenrode in bezit van de familie Van den Bongerd. De kleinzoon van Floris en Agnes, Bernard II, sterft in 1641 kinderloos, waarna het kasteel vererft op zijn zus Anna, maar ook zij sterft in 1678 kinderloos. Het kasteel vererft dan op hun nicht Maria van Wijhe van Hernen. Zij was getrouwd met Gerard van Reede tot Saesfelt. Na de dood van dit echtpaar vererfde het kasteel aan hun zoon Gerhard Adriaan van Reede tot Saesfelt. Hij maakte mee dat zijn kasteel in het rampjaar 1673 door de Fransen werd geruïneeerd en in brand gestoken. Ruim een jaar later, op 10 februari 1675, verkoopt hij de resten van het kasteel voor 40.000 gulden aan de Amsterdamse koopman Johan I Ortt. Johan I Ortt was een koopman, die schatrijk geworden was, liet het kasteel restaureren en ging er samen met zijn vrouw Anna Pergens wonen. Hij leidde er het leven van een rijke edelman en nodigde beroemde schilders uit om van hemzelf en zijn vrouw portretten te laten maken. Hij onderhield contact met mensen als Swammerdam, Hooft en Huygens en had de beschikking over 50 paarden en diverse rijtuigen. Het kasteel vererfde binnen de familie Ortt steeds van vader op zoon, tot Johan IV Ortt in 1814 overleed. Zijn weduwe bleef nog tot 1849 op het kasteel wonen, waarbij ze het kasteel liet verbouwen en moderniseren. In 1849 verkoopt zij Nijenrode aan Willem Jan Adriaan van Romondt. Willem Jan Adriaan was maar gedurende twee jaar eigenaar van het kasteel, want in 1851 verkoopt hij Nijenrode aan Sara Adriana Ortt. Sara Adriaan is een dochter van Johan IV Ortt. In 1814 erfde zij het kasteel van haar vader, maar toen weigerde ze het! Haar moeder kocht toen het kasteel van haar om er te kunnen blijven wonen. Lang heeft ze niet op het kasteel kunnen wonen, want ze verongelukt op 10 december 1853 in Tilburg. Het volgende jaar, in april, wordt Nijenrode via een publieke veiling verkocht aan Willem Hendricus de Heus. Op 1 mei 1854 staat er in de Opregte Haarlemmer Courant een advertentie waarin kasteel Nijenrode te huur wordt aangeboden. Willem Hendrikus heeft waarschijnlijk nooit op het kasteel gewoond, want in de zomermaanden woonde hij op 'de Pietersberg' te Oosterbeek en in de wintermaanden hoogstwaarschijnlijk in de villa Sophia's Hoeve, die gebouwd was bij zijn fabriek in Apeldoorn. Hoewel hij het kasteel niet bewoonde, liet hij het in 1860 voor een aanzienlijk bedrag verbouwen in neo-Tudorstijl. Misschien had hij plannen er later toch te gaan wonen. In 1872 sterft hij en het kasteel vererft op zijn zoon Henri Guillaume Arnoud. De nieuwe eigenaar heeft geen interesse voor Nijenrode, omdat hij zijn werk bij Apeldoorn had. Gedurende een aantal jaren verhuurde hij het kasteel aan C.J. van der Meulen, die er een kostschool in had ondergebracht. Na de dood van Henri in 1902, brengen zijn erfgenamen Nijenrode in 1903 in een openbare veiling en verkopen het aan Gerardus Laurentius van Es. De verkoop bestond uit: "de Ambachts-Heerlijkheid Breukelen-Nijenrode met de daaraan verbonden regten; de aanzienlijke ridderhofstad "Nijenrode", met Riddermatige Jagt, Tiendregt, Kasteel met Koetshuis en Paardenstal, boschwachterswoning, Gestoelte in de Hervormde Kerk, Lanen, Wei-, Boomgaard-, Bosch- en Griendlanden, de Boerenhofstede "Nijenrode", met aanhoorige Wei-, Hooi-, Bouw- en Boomgaardlanden en het Regt van bepoting langs den Straatweg, een en ander groot ruim 71 Hectaren, alles gelegen in het Waterschap Otterspoorbroek, onder de gemeente Breukelen-Nijenrode". gedurende vier jaar gebruikte de familie Van Es het kasteel als zomerhuis, waarna ze het in 1906 al weer lieten veilen. De nieuwe eigenaren werden J. Plomp, Th.J. Schipperijn en N. Beutener uit Maarssen. Economisch ging het niet zo goed in Nederland en deze personen kochten verschillende grote huizen langs de Vecht op, om het interieur eruit te slopen en te verkopen, waarna de huizen veelal als ruïne bleven staan. Gelukkig was Nijenrode dit lot niet beschoren, want een jaar later werd het gekocht door Michiel Onnes, een koffiehandelaar uit Amsterdam. Michiel Onnes liet voor het enorme bedrag van 1.250.000 gulden tussen 1907 en 1920 het kasteel restaureren. Bij deze restauratie is heel veel vernieuwd en is bijvoorbeeld de grote toren tot op vrijwel de fundering afgebroken en vervolgens herbouwd. Het gevolg hiervan is, dat er heel veel bouwsporen verloren zijn gegaan. In de staat van de deze restauratie, verkeert het nu nog. Tien jaar na het afronden van de restauratie verkoopt hij het kasteel aan de kunsthandelaar Jacques Goudstikker, maar hij mag nog wel een aantal jaar in het kasteel blijven wonen. In 1950 verkoopt Jacques Nijenrode aan de Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland (N.O.I.B.). Deze stichting huurde het kasteel al vanaf 1946 en veranderde later haar naam in "Nijenrode Universiteit voor Bedrijfskunde". Waarschijnlijk bestond Nijenrode in de 13e eeuw alleen uit een woontoren met afmetingen van 14,15 x 15,95 m. De toren had muren met een dikte variërend van 1,67 tot 1,77 m en stond in de westhoek van een ommuurd terrein met een grootte van 30 bij 30 m. Dit terrein was toegankelijk via een poorttoren, die oorspronkelijk in zijn geheel buiten het ommuurde terrein slond en alleen aan de achterzijde aansloot op de muren van het ommuurde terrein. Onduidelijkheid bestaat over het feit of de woontoren misschien los van het ommuurde terrein heeft gestaan, en dat we hier te maken hadden met een omgrachte woontoren en dat het ommuurde terrein de voorburcht vormde. Door de bisschop van Utrecht werd in 1311 opdracht te geven om een aanval uit te voeren op het kasteel. Het kasteel liep daarbij schade op, waarvoor Gijsbrecht I van de graaf van Holland 2000 'zwarte tournoisen' ontvangt, om de schade te herstellen. Voor of in 1330 is er mogelijk weer een aanval geweest op het kasteel, want in dat jaar belooft Gerard Splinter van Nijenrode het kasteel voor 400 pond te verbeteren. Deze belofte werd gedaan aan graaf Willem III van Holland. In 1481 was er een strijd tussen de burgers van de stad Utrecht en de bisschop van Utrecht, die bij het kasteel Nijenrode werd uitgevochten. Het kasteel werd belegerd en nadat het was ingenomen, werd het geplunderd en in brand gestoken. Door Jan III van Nijenrode werd waarschijnlijk nog voor zijn dood in 1495 opdracht gegeven om de vernielingen te herstellen. In 1511 komt er een leger van Utrechters en Geldersen naar Breukelen en belegeren Nijenrode en het kasteel Gunterstein. Beide kastelen worden ingenomen en verwoest. Volgens overlevering werden er stenen van beide kastelen gebruikt voor het herstellen van de vervallen muren van de Bemuurde Weerd in Utrecht. Willem Torck geeft opdracht het kasteel te herbouwen. In november 1594 bezoekt de kroniekschrijver A. van Buchel kasteel Nijenrode en hij schrijft over het kasteel dat het "plurimum auctum et restauratum" (in aanzienlijke mate uitgebreid en hersteld) was. Hoe het kasteel er toen uitgezien heeft, kunnen we zien op de gravure van Hessel Gerrits uit ca. 1610 en twee achttiende-eeuwse afbeeldingen, die de situatie uit 1606 zouden weergeven. We zien hierop dat de grote woontoren en de poorttoren door een vleugel met elkaar verbonden zijn. Tegen de grote toren en de nieuwe vleugel zijn twee traptorens aangebouwd en is de muur aan weerszijden van de poorttoren meer naar buiten verplaatst, waardoor deze nu op de voorzijde van de poorttoren aansluiten. Aan de oostzijde van de ommuring zijn twee smalle woonvleugels gebouwd. Een volgende grote verbouwing vond plaats na 1632 door Bernard III van den Bongard, die opdracht gaf om het kasteel te verbouwen in Hollands-maniëristische stijl. Zo werd de poorttoren voorzien van een achtkantige opbouw met klokdak en balustrade. Van de verschillende bouwdelen aan de noordzijde is één geheel gemaakt door ze te voorzien van één groot schilddak en werd de muur rond het binnenplein voorzien van vensters. De oorspronkelijke poorttoren verloor zijn functie, doordat aan de zuidzijde een toegangspoort in Toscaanse stijl werd aangebracht. En dan komt het rampjaar 1673, waarbij Breukelen en de omliggende kastelen het zwaar te verduren hebben gehad. Door de Franse troepen werd in Nijenrode hun hoofdkwartier ondergebracht, waarbij ze "door de boeren de steene-muur van Nieuwenroode omver haalen, om sich uit die plaats te beter te konnen defendeeren". In september 1673 verlieten de Fransen het kasteel en Nijenrode leek er nog redelijk vanaf te komen; door de wegtrekkende Franse troepen werd wel Gunterstein in brand gestoken. Er waren echter nog Zwitserse huurtroepen in het kasteel achtergebleven, die volgens overlevering vier dagen later de grote toren opbliezen en de rest van het kasteel in brand staken, waardoor het kasteel grotendeels uitbrandde. De toenmalige eigenaar Gerhard Adriaan van Reede tot Saesfelt zag van herstel van het kasteel af en verkocht het aan Johan I Ortt, die direct in 1675 met het herstellen van het kasteel begon. Johan I had contact met de architect Adriaan Dortsman uit Amsterdam en het vermoeden bestaat dat deze Adriaan opdracht gekregen heeft om het kasteel te herstellen. Als we afbeeldingen van voor en na 1673 met elkaar vergelijken, dan zien we, dat het kasteel grotendeels weer in oorspronkelijke luister werd hersteld. De vleugel rechts van de poorttoren is iets verlaagd en daarmee gelijk getrokken met de vleugel aan de linkerzijde; ook werd de achtkantige opbouw van de poorttoren niet hersteld. De omvergetrokken muren rond het binnenplein werden hersteld, maar werden niet meer zo hoog. Ook de kantelen van de grote toren kwamen te vervallen en werd voorzien van een U-vormig schilddak, met daarop een ooievaarsnest. De toegangspoort in Toscaanse stijl werd bereikbaar via een ophaalbrug. Tot slot kreeg het kasteel de beschikking over een bijgebouw van anderhalve bouwlaag en gedekt door afgeplat schilddak. In dit gebouw was ruimte voor het stallen van 50 paarden. Door de kleinzoon van Johan I, Johan III Ortt, werd ten zuiden van het kasteel rond 1750 opdracht gegeven om een groot toegangshek te plaatsen. Dit hek heeft een hoogte van 4,35 m en een breedte van 4,10 m en werd voorzien van de wapens van Johan III en zijn eerste vrouw Adriana Huydecoper. Na 1763 werd dit hek nog weer vergroot en voorzien van de letters Q en E. De E liet hij aanbrengen voor zijn tweede vrouw Dorothea Eyck. Tussen 1817 en 1836 werd het kasteel voor de weduwe G.W. Ortt-Schroyenstein gemoderniseerd en verbouwd. Nijenrode werd nu voorzien van schuifvensters en een kleine aanbouw van de noordvleugel werd in breedte en diepte verdubbeld en even hoog als de rest van de noordvleugel. Dan wordt het kasteel in 1860 weer gemoderniseerd in opdracht van Willem Hendricus de Heus. Door Samuel Adrianus van Lunteren, een architect uit Utrecht, wordt het kasteel in neo-Tudorstijl gemoderniseerd en verfraaid. Deze stijl komen we ook tegen bij andere door Van Lunteren aan de mode van de tijd aangepaste kastelen: zoals Scherpenzeel, Maarsbergen, Lunenburg en Sandenburg. Nijenrode werd voorzien van arkeltorentjes en een gekanteelde borstwering. De ophaalbruggen, die van hout waren gemaakt, werden vervangen door stenen boogbruggen en de ommuring van het binnenplein werd vervangen door een balustrade. De grote toren werd voor een groot deel afgebroken, zodat er nog maar anderhalve verdieping over bleef. Tussen 1907 en 1920 vindt de laatste ingrijpende verbouwing plaats, waarbij men terug wilde naar de situatie van rond 1632. Hierbij zou gebruik zijn gemaakt van de tekening van de kopergravure van Theodorus Matham, daterend van ca 1650. Hierop zien we echter de zuidzijde van het kasteel en niet de noordzijde. Voor het reconstrueren van de gevels aan de norodzijde moet gebruik zijn gemaakt van andere tekeningen, zoals die van Roelant Roghman uit 1646/47 en een tekening van Herman Saftleven uit 1653. Van 1907 tot 1916 werd de verbouwing uitgevoerd door architect E.G. Wentinck en daarna door de architect H. van Heeswijk. In 1907 werd begonnen met het restaureren van het hoofdgebouw. Hierbij werd gebruik gemaakt van antieke onderdelen, zoals schouwen uit de 15e en 16e eeuw en 18e-eeuwse betimmeringen. Deze verbouwing duurde tot 1911. Enkele haardstenen uit 1598, die zich in Nijenrode bevonden, zijn toen verwijderd en hergebruikt in de consistorie van de dorpskerk van Breukelen. Vervolgens werden in 1915 de stenen bruggen uit 1860 weer vervangen door houten ophaalbruggen en ook de Toscaanse toegangspoort werd weer in ere hersteld. In 1916 werd het bijgebouw uit 1675 nog weer vergroot, zodat er voldoende ruimte was voor paarden, rijtuigen en auto's. In datzelfde jaar werd ook het nu nog bestaande poortgebouw ten zuiden van Nijenrode gebouwd. Vanaf 1750 had op deze plek het toegangshek gestaan, dat toen nog zuidelijker werd geplaatst bij de in 1911/12 gebouwde chauffeurswoning. In 1917 werd toen begonnen met de herbouw van de grote toren. Deze is op de funderingen en enkele meters metselwerk in de noordhoek na, volledig nieuw opgetrokken. De toren werd nu zelfs twee verdiepingen hoger, dan hij ooit is geweest en er werden nu ook enkele gastenkamers en twee badkamers ondergebracht. Tot slot werd de toren versierd met arkeltorentjes en kantelen. Eén van deze arkeltorentjes begint al op de eerste verdieping en hierin is een traptoren aangebracht. Na 1950 is het interieur van het kasteel nog wel verbouwd, om er kantoren en collegezalen in onder te brengen. Het bijgebouw werd verbouwd tot onder andere keuken, eetzaal en magazijn. In het park rond het kasteel zijn enkele paviljoens, een rectorhuis en studentenwoningen gebouwd. |
Bewoners |
voor 1277 - na 1290 Gerard Splinter van Ruwiel
1296 - na 1311 Gijsbrecht I van Nijenrode 1320 Gerard Splinter van Nijenrode 1351 - 1396 Gijsbrecht II van Nijenrode 1396 - 1434 Otto van Nijenrode 1434 - 1454 Jan I van Nijenrode 1454 - 1476 Gijsbrecht III van Nijenrode 1476 - 1480 Jan II van Nijenrode 1480 - 1495 Jan III van Nijenrode 1496 - 1537 Josina van Nijenrode, getrouwd met Willem Torck 1537 - 1578 Elisabeth Torck, getrouwd met Bernard I van den Bongard (overl. 1549) 1578 - 1602 Floris van den Bongard, getrouwd met Agnes van Aeswijn 1602 - 1629 Bernard II van den Bongard 1629 - 1641 Bernard III van den Bongard 1641 - 1663 Anna van den Bongard (zus voorgaande) 1663 - 1669 Maria van Wijhe van Hernen, getrouwd met Gerard van Reede tot Saesfelt 1669 - 1675 Gerhard Adriaan van Reede tot Saesfelt 1675 - 1702 Johan I Ortt (koop f. 40000) 1702 - 1741 Johan II Ortt 1741 - 1784 Johan III Ortt 1784 - 1814 Johan IV Ortt 1814 - 1849 G.W. Ortt-Schroyenstein, weduwe van Johan IV Ortt 1849 - 1851 Jhr. Willem Jan Adriaan van Romondt 1851 - 1853 Sara Adriana Ortt, dochter van Johan IV (koop) 1854 - 1872 Willem Hendricus de Heus (koop) 1873 - 1902 Henri Guillaume Arnaud de Heus 1903 - 1906 Gerardus Laurentius Marinus van Es (koop) 1906 - 1907 J. Plomp, Th.J. Schipperijn en N. Beutener 1907 - 1930 Michiel Onnes (koop) 1930 - 1950 Jacques Goudstikker, kunsthandelaar (koop) 1950 Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor Bedrijfskunde |
Huidige doeleinden | Het kasteel doet nu dienst als Universiteit voor Bedrijfskunde. |
Opengesteld | Het kasteel is niet toegankelijk. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder
auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag. Informatie bij afbeeldingen: de heer G. Immerzeel E. Munning Schmidt, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, 1985 Foto 1 en 4: Peter van der Wielen Foto 2 en 3: uit eigen collectie Foto 5 t/m 12: Fotodienst Utrecht Afb. 1 en 2: Craandijk en Schippers, "Wandelingen door Nederland met pen en potlood", 8 delen, Haarlem 1875-1888 Afb. 3: boek: Provincie Utrecht, 1966 Afb. 4 en 7: Uit eigen collectie Afb. 5: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948 Afb. 6: archief van de heer J. Leemburg |