Ligging |
Het bewaard gebleven poortgebouw bevindt zich op Kasteelplein 1 in Montfoort.
|
Ontstaan | Het kasteel werd gesticht tussen 1156 en 1178 door bisschop Godfried van Rhenen. De naam is afgeleid van 'Mons Fortis', wat Sterke Berg betekent. |
Geschiedenis |
In de 12e eeuw laat Godfried van Rhenen vier kastelen bouwen, waaronder het kasteel
Montfoort. Hij is in de 2e helft van de 12e eeuw 22 jaar Bisschop van Utrecht en
laat het kasteel bouwen ter bescherming van de grens tussen Holland en het Sticht.
Het kasteel wordt beleend aan Everard van Weder van 1212 tot 1227, een ministeriaal
van de bisschop. Alle bezitters van Montfoort noemden zich burggraaf van
Montfoort. Na verschillende eigenaren komt het kasteel door toedoen van graaf Floris V in het bezit van Hendrik de Rover. Elect Jan van Nassau wilde het kasteel in pand geven aan Herman van Woerden, maar daar was Floris V het niet mee eens en kwam daarom Hendrik de Rover te hulp. Bijna een half jaar wordt het kasteel vanaf juli 1280 belegerd en nadat de bezetting zich overgeleverd heeft, wordt deze op twee personen na onthoofd. (Wat wreed waren ze in de Middeleeuwen.) Hendrik de Rover wordt dan de nieuwe burggraaf. Hij is een zoon van Roelof de Rover, die we in de archieven vanaf 1262 tegen komen; oorspronkelijk afkomstig uit Brabant. De volgende bisschop, Jan van Sierck, was het er niet mee eens, dat Montfoort een erfelijk leen geworden was, maar hij kon dit niet veranderen en zijn opvolger, Willem Berkhout, erkende dat Montfoort een erfelijk leen van Hendrik de Rover zou zijn. Twee jaar later wordt Hendrik opgevolgd door zijn zoon Zweder I, die met een bastaarddochter van Floris V trouwde (uitgehuwelijkt?). Een broer van hem, Roelof geheten, laat het kasteel Heulestein bouwen, dat een Hollands leen was. Zweder I, die 'de Rijke' wordt genoemd, blijft ondanks de hulp van de graaf van Holland, de bisschop trouw, waar zijn broer Roelof en zoon Hendrik II het niet mee eens waren. Roelof bezette in 1321 in opdracht van de graaf van Holland een tijd het kasteel en zoon Hendrik lukte het begin 1323 om het kasteel te overmeesteren door met ladders over de slotmuur te klimmen en zette zijn ouders gevangen. Het geschil werd met de hulp van Graaf Willem III opgelost; Zweder I blijft in naam de burggraaf van Montfoort, maar zijn zoon Hendrik II krijgt de werkelijke macht. Het kasteel wordt een open huis voor de Hollandse Graaf. Op 26 september 1345 vindt de slag bij Warns tegen de Friezen plaats, waarbij drie leden uit het geslacht De Rover sneuvelden: Burggraaf Jan I, oom Willem van de Nesse en oudoom Roelof de Rover van Heulestein, terwijl Hendrik de Rover van Heulestein zwaar gewond raakte. Als herinnering aan deze zware slag werd de beroemde 14e-eeuwse memorietafel van de heren van Montfoort vervaardigd. In 1353 plundert burggraaf Zweder II samen met de heren van Vianen en Culemborg het Sticht, waarop bisschop Jan van Arkel het kasteel belegerd. Zweder besluit de kant van de bisschop te kiezen en het beleg wordt onder het betalen van een grote geldsom beëindigd en het kasteel wordt nu weer een open huis voor de bisschop. Het stadje Montfoort, dat sinds 1329 stadsrechten had, moest ontmanteld worden, door het dempen van de grachten en afbreken van de stadsmuur. Bovendien moest de versterkte brug over de IJssel vervangen worden door en brug met vrije doorvaart. Beloften werden snel verbroken: in 1355 kiest de burggraaf al weer de partij van de graaf van Holland en deze helpt met het versterken van het kasteel. De bruggraven krijgen steeds meer macht en aanzien, ook door de koop van het kasteel Linschoten en het erven van kasteel Heulestein in 1384. Door het toenemen van de macht, wordt het kasteel in 1386/7 belegerd door de bisschop en de stad Utrecht. Er wordt gebruik gemaakt van blijde die stenen van 1300 pond kon werpen en zestien grote steenbussen, die kogels van 100 pond konden schieten. Maar ook vanuit de burcht werd er gebruik gemaakt van zwaar geschut, zoals steenbussen en loodbussen. Door deze belegering werd het kasteel zwaar beschadigd en de burggraaf moest zich overgeven. Ondanks deze nederlaag groeide langzaam maar zeker hun macht en invloed weer. Jan II, die burggraaf was van 1412-1447, was een belangrijke steun van Jacoba van Beieren. Als Jacoba afwezig was, dan was hij waarnemend stadhouder van Holland en Zeeland en wist hij verschillende heerlijkheden te verwerven in Holland. Maar met de nederlaag van Jacoba van Beieren was het ook gedaan met zijn macht in Holland. Hij werd zelfs in 1447 door zijn zoon Hendrik IV aan de kant gezet en verbleef de laatste jaren van zijn leven in gevangenschap. Hendrik IV wordt opgevolgd door zijn zoon Jan III, die aanvoerder wordt van de Hoeken. Het gevolg hiervan was, dat het kasteel door Hollandse troepen in april en mei 1483 belegerd werd, maar het beleg werd beëindigd. In september van datzelfde jaar werd een vredesverdrag getekend, waarbij de burggraaf zijn eerder kwijtgeraakte Hollands bezittingen weer terug kreeg. In 1488 laait de strijd weer op en vanaf mei 1490 wordt het kasteel weer belegerd. Na twee bestormingen, die het kasteel wist te doorstaan, lukte het stadhouder Albrecht van Saksen een belangrijk bolwerk voor de watervoorziening in te nemen, waarna de burggraaf zich over gaf. De eerst komende 10 jaar mocht het kasteel en de stad, die beide zwaar beschadigd waren geraakt, niet herbouwd worden. Bovendien moesten kasteel en stad een open huis en stad voor Holland worden. De macht van de burggraaf was in het Sticht echter nog niet gebroken, hij bleef het belangrijkste lid van de ridderschap en na de dood van David van Bourgondië in 1496, wordt hij benoemd tot ruwaard en beschermheer, gedurende de tijd dat de bisschopszetel vacant is. Als hij in 1521 sterft, is het gedaan met de macht van het geslacht de Rover van Montfoort. In 1528 komt Karel V aan de macht in het Sticht en het burggraafschap wordt in de periode 1522 tot 1592 vervuld door vier kinderen van Jan III: Joost, Hendrik V, Jan IV en Philippa de Rovere. Met Philippa sterft het geslacht De Rovere van Montfoort uit en gaat het kasteel over in handen van het geslacht De Merode. Philippa trouwt met Johan Briffeul van Merode. Zij hebben geen zoon, waardoor het kasteel na hun dood in 1592 in bezit van Anna de Merode-Montfoort. Doordat zij met een familielid trouwt, Filips I van Merode-Pietersheim, blijft het kasteel toch in bezit van de familie De Merode. De familie De Merode is een Zuid-Nederlands geslacht dat in België woont en de hoofdburcht van Montfoort wordt niet meer bewoond. kleinzoon Ferdinand Filips van Merode-Pietersheim heeft zoveel schulden, dat hij genoodzaakt is het kasteel in 1648 met bijbehorende rechten voor 225.000 Carolusguldens verkoopt aan de Staten van Utrecht. In 1672 wordt de hoofdburcht door de Fransen verwoest. Van het kasteel blijft uiteindelijk alleen het poortgebouw over en de oostelijke vleugel van de voorburcht. Eind 1672 worden de bovengrondse muren van het kasteel afgebroken en de toren opgeblazen. Vanaf 1748 komen we de burgemeestersfamilie Gobius tegen, die op de voorburcht woont en de rest van het kasteelterrein in gebruik heeft als siertuin. Deze familie maakte de restanten op de voorbucht weer tot een bewoonbare eenheid. Vanaf 1837 tot 1857 vinden we in het gebouw op de voorburcht een kostschool voor jongens, die op het vroegere kasteelterrein enkele nieuwe gebouwen laat neerzetten, als slaapzalen, gymnastiekvertrek en een eetzaal. Na het vertrek van de kostschool, wordt in 1858 de gebouwen door het Rijk in gebruik genomen als gevangenis voor jeugdige vrouwelijke veroordeelden. Tot 1968 blijft het gebouw deze bestemming in enigszins gewijzigde vorm behouden. De voorburcht is dan hoofdzakelijk in gebruik als boomgaard en moestuin. In 1974 koopt de gemeente Montfoort de restanten van het Rijk. In 1984 worden de overblijfselen gerestaureerd, waarbij de 19e eeuwse bebouwing afgebroken wordt. In 1990 wordt door de gemeente Montfoort op het terrein van de voor- en hoofdburcht een gemeentehuis gebouwd. |
Bouwgeschiedenis |
Tijdens het archeologisch onderzoek tussen 1977 en 1991 zijn er geen resten van het
oudste kasteel teruggevonden. Omdat het kasteel tussen 1156 en 1178 werd gebouwd,
is de kans groot dat bij de bouw tufsteen werd gebruikt. Hiervan is echter heel
weinig terug gevonden. Bij het kasteel ontstond een nederzetting, dat sinds 1329
stadsrechten had. Vanaf die tijd was het kasteel via een poort in de stadsmuur te
bereiken. Er zijn een groot aantal 17e eeuwse tekeningen van het kasteel bewaard gebleven. Aan de hand hiervan en de opgravingen in de vorige eeuw is het mogelijk vrij nauwkeurig de grootte en vorm van het kasteel te bepalen. We beginnen met een tekening uit 1554. We zien dan een kasteel met in het midden een halve ronding of veelhoek met een diameter van ca. 40 meter en een hoogte van 13 meter (het dak niet meegerekend). Hierbinnen bevond zich een binnenplein met daar omheen een woonvleugel met trapgevel en een imposante toren van 25 tot 30 meter hoog, die bekroond werd door een uitkijktorentje. Het lijkt er op, dat deze toren niet vanaf de eerste bouw deze hoogte heeft gehad, maar in de 14e of 15e eeuw verhoogd is. In latere bouwperioden is deze kern met verschillende gebouwen uitgebreid. We zien op latere afbeeldingen twee kapelachtige gebouwen en een zware woontoren, die voorzien was van arkeltorentjes en waar we een traptorentje tegenaan gebouwd was. Bij de opgravingen in het voorjaar van 1991 zijn de funderingen van deze woontoren terug gevonden, met een afmeting van 12 x 7.9 m en muren met een dikte op funderingsniveau van 1,4 m. Bij een eerdere opgraving was komen vast te staan, dat zich om het kasteel een gracht bevond met een breedte van 20 tot 30 m. Uit de 16e eeuw zijn ons een rentmeestersrekening (1564) en een inventarisatie van de bezittingen van het geslacht De Rover uit 1583 bewaard gebleven, waardoor we ons een beeld kunnen vormen van de verschillende vertrekken in het kasteel. In de hoofdburcht bevond zich een kapel, met daarboven een zaal. Verder een schilderkamer, hoewel men dat niet zou verwachten, werd deze als bibliotheek gebruikt en kon men er oude boeken en brieven vinden. Daarnaast de putkamer, de opkamer, de rode kamer, diverse zijkamertjes, een keuken, een pagekamer met daarboven een archiefkamer. Uit deze bronnen blijkt verder dat het kasteel een stoofkamer en een snijderskamer, waarin zich naast kleding ook archiefstukken en miskelken bevonden. Tenslotte nog de Abbenbroekse kamer, vernoemd naar één van de bezittingen van de burggraaf. In deze kamers bevond zich meubilair, harnassen, zilveren en kristallen drinkbekers. De beschrijving is zo gedetailleerd dat we weten, dat zich op deze drinkbekers verschillende wapens bevonden, van adellijke families, waaraan de familie De Rover gelieerd was. In de grote hoge toren bevond zich de bibliotheek van de burggraaf met aan de oostzijde en de westzijde 61 boeken. Bij de opgravingen in de periode 1977 tot 1981 werd de voorburcht opgegraven. Deze had een nier- of boonvormige bouw en blijkt uit de 15e eeuw te stammen met een lengte van 125 meter en omgeven door een gracht. De vorm van deze voorburcht doet vermoeden, dat hij nog een voorganger moet hebben gehad, maar hiervan werd niets teruggevonden. Aan de oostzijde van de voorburcht bevond zich een muur met aan de binnenzijde een weergang op bogen. Op de tekening van Roelant Roghman zien we dat zich op deze voorbucht een groot aantal gebouwen bevonden. Uit de archiefstukken blijkt dit ook, hoewel de opgravingen dit niet aantoonden. Er wordt gesproken over de kamer boven de voorpoort, een "putcamer" bij de poort, het ossenhuis, het brouwhuis, de stal, de hopmanskamer, de bottelarij, verschillende 'garderobes', de kamer boven de garderobe, een toren 'op de wallen', met daarin een slaapplaats voor de rentmeester, een smidse en een werkkamer. En tenslotte twee "zalen", met daarnaast een kaaskamer. Nadat het kasteel in handen van de familie De Merode is overgegaan, wordt de inventaris deels naar België vervoerd en de rest wordt verkocht. De hoofdburcht komt leeg te staan. In het kasteel woont nog wel een rentmeester of drost, maar deze had zijn verblijf in de voorburcht. Eén keer per jaar bezocht de familie De Merode het kasteel en ze verbleven dan soms in de woonvertrekken van deze drost. De drost had een dienstmeid in dienst, die als portier van het kasteel fungeerde. Na het rampjaar 1672 wordt het kasteel afgebroken en de stenen verkocht. Van de voorburcht resteren na 1672 de poort en drie of vier kleine gebouwen en een achtkantige toren, terwijl de gracht tussen de voor- en hoofdburcht gedempt wordt. In 1688 wordt door de Staten van Utrecht het kasteelterrein in gebruik gegeven van de stad Montfoort. In die tijd blijkt de voorbucht, of wat daarvan over is, in bouwvallige staat te verkeren. De achtkantige toren en een aangrenzend gebouw worden bewoond door Claes den Diender, terwijl er in 1738 melding gemaakt wordt van 'drie kleine woninkjes'. Vanaf 1748 komen we de burgemeestersfamilie Gobius tegen, die op de voorburcht woont en de rest van het kasteelterrein in gebruik heeft als siertuin, die als "een zeer vermakelyke vruchtbare Thuyn" wordt omschreven. Deze familie maakte de restanten op de voorbucht weer tot een bewoonbare eenheid, onder andere door het herstellen van de binnenzijde van de verdieping van het poortgebouw met een paarsrode steen. Hierdoor wordt in 1833 gesproken van een 'kapitale woning'. De in 1991 blootgelegde woontoren wordt tot boven het maaiveld weer opgemetseld. |
Bewoners |
1212 - 1227 Everard van Weder (van Montfoort) 1236 - 1244 Willem van Montfoort 1244 - 1262 Wouter Willemszn van der Goude (van Montfoort) 1279 Herman van Woerden 1280 - 1299 Hendrik I de Rover van Montfoort 1299 - 1331 Zweder I de Rover van Montfoort (zoon), getrouwd met bastaarddochter van Floris V 1331 - 1333 Hendrik II van Montfoort (zoon) 1333 - 1345 Jan I van Montfoort (broer) 1345 - 1375 Zweder II van Montfoort (neef, zoon van Hendrik II) 1375 - 1402 Hendrik III van Montfoort (zoon) 1402 - 1447 Jan II van Montfoort (zoon) 1447 - 1459 Hendrik IV van Montfoort (zoon) 1459 - 1521 Jan of Johan III van Montfoort (zoon), getrouwd met Anna van Lalaing 1522 - 1538 Joost van Montfoort (zoon) 1538 - 1545 Hendrik V van Montfoort (broer) 1545 - 1580 Jan IV van Montfoort (broer) 1580 - 1592 Philippa de Rovere burggravin van Montfoort (zus), getrouwd met Johan Briffeul van Merode 1592 Johan Briffeul van Merode 1592 - 1625 Anna de Merode-Montfoort (dochter), getrouwd met Filips I van Merode-Pietersheim 1625 - 1627 Filips I van Merode-Pietersheim 1627 - 1638 Floris de Merode (zoon), getrouwd met Maria Sidonia van Bronckhorst-Batenburg- Steyn 1638 - 1648 Ferdinand Filips van Merode-Pietersheim (zoon) 1648 Staten van Utrecht 1974 gemeente Montfoort |
Huidige doeleinden | In het resterende poortgebouw is een restaurant ondergebracht. |
Opengesteld | Voor de tijden dat het restaurant open, kan men het beste kijken op de eigen homepage van het restaurant. Het eten is erg goed in het restaurant, maar niet voordelig. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink,
Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995 Foto 1: Peter van der Wielen Foto 2 en 3: uit eigen collectie Foto 4 t/m 7: Fotodienst Utrecht Foto 8: Gé van Diest Afb. 1: Kastelengids van Nederland, 1979 (*) Afb. 2: boek: Provincie Utrecht, 1966 (*) Afb. 3: Merkwaardige kastelen in Nederland (*) Afb. 4: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 1 Afb. 5 en 6: Het Utrechts Landschap, natuurlijk hart van Nederland, 1990 |