Moersbergen

Ligging Aan het eind van de Moersbergselaan in de gemeente Doorn.

Foto van het kasteel

Andere benaming Moerberch
Ontstaan Het kasteel bestond in elk geval al in 1435.
Geschiedenis In 1435 komen we voor de eerste keer een melding tegen van het kasteel Moersbergen, als Steven van Sleen met het kasteel wordt beleend. Er wordt melding gemaakt van het feit, "dat de goederen te Doorn met te timmeringe Maersbergen (nu ab aº [...] Moersbergen genaemt) aengecoft en getimmert sijn bij die Van Sleen", waaruit we opmaken dat de familie Van Sleen Moersbergen gebouwd of verbouwd heeft. Steven had alleen dochters en zijn dochter Lysbeth zou Moersbergen erven, als zij niet eerder dan haar vader overleden was. Lysbeth Stevensdr. van Sleen trouwde met Dirck van Waell en het echtpaar kreeg een zoon Bertolmeus. Na het overlijden van Steven in 1457 vererft het kasteel op deze Bertolmeus van Waell.
Bertolmeus draagt in 1492, een jaar voor zijn sterven "de nahand aan die vrije thijnsweer van den goede tot Moerberch met husinge, boemgaert, gheboemt dat daer op staet ende met allen sijnen toebehoeren alsoe alst gelegen is in den kerspell van Doern" op aan de domproost Symon van der Sluys. Hij doet dit ten gunste van zijn zoon, onder voorwaarde "dat het goed nimmermeer uit zijn geslacht vervreemd of eenigszins bezwaard zoude mogen worden, zolang als er iemand uit zijn lijf gesprooten in weze zoude zijn". Dirck II erft een jaar later het kasteel.

Dirk II trouwt met Clara van Zuylen van Nijevelt, die het kasteel Ter Coulster in Noord-Holland erfde. In 1531 werd Dirk toegelaten tot de Utrechtse ridderschap, terwijl zijn kasteel pas in 1539 werd erkend als ridderhofstad. Dirk en Clara woonden niet op het kasteel Moersbergen, maar op ter Coulster, waar Dirk in 1550 kinderloos stierf.
Het kasteel vererft op een neef, Bartholomeus van Waell, Die trouwde met Catharina von Merfeld. Omdat Moersbergen erkend was als ridderhofstad, werd hij toegelaten tot de ridderschap van het Sticht. Na zijn dood in 1592 werd hij opgevolgd door zijn zoon Adolph. Hij trouwde eerst met Occa van de Clooster, en na haar dood met Maria van Wylich van Probsting; beide partners waren afkomstig uit Duitsland. Adolph was qua geloof remonstrants en behoorde tot de zogenaamde Loevesteinse factie, die tegen de stadhouder was. Hierdoor werd hij op aandringen van Prins Maurits uit de Stichtse ridderschap gezet en hij vluchtte toen naar het stamslot van zijn moeder, het kasteel Merfeld bij Dülmen in het bisdom Münster. In opdracht van de Staten Generaal werd hij gevangen genomen en naar Den Haag gevoerd. Hij werd veroordeeld tot een maand huisarrest op het kasteel Moersbergen en daarna mocht hij 6 jaar niet meer in de Republiek verblijven. Hij vertrok in 1619 naar Holstein en kwam na afloop van zijn verbanning terug naar Moersbergen, waar hij in 1636 overleed.

Adolph werd opgevolgd door zijn enige dochter Catharina Maria. Zij had zich in 1635 verloofd met Reinier van Raesfeld, heer van Middachten. Catharina was echter verliefd geworden op ritmeeester Van Oostrum. Niet lang voor de dood van Adolph, op 24 mei 1636, zou het huwelijk voltrokken worden in het kerkje van Doorn. Tijdens de dienst in het kerkje van Doorn, voelt ze zich niet goed en vraagt of ze zich even mag terugtrekken in de consistoriekamer. Dan hoort men een paard weggalopperen en als men eindelijk na lang wachten, besluit om in de consistoriekamer te gaan kijken, blijkt deze leeg te zijn: er staat alleen een raam open.
Catharina was samen met de ritmeester Johan van Oostrum, heer van Gerverskop, gevlucht naar Wijk bij Duurstede, waar ze met hem trouwt. Door haar huwelijk met Johan komt het kasteel in het geslacht Van Oostrum. Catharina Maria wordt eerst onterfd, maar later vindt er toch een verzoening plaats en erft zij kasteel Moersbergen. Ik [KBR] vraag me af wat er van dit verhaal in het kerkje van Doorn klopt. Op de website van Het Utrechts Archief staat een heel ander verhaal.
Catharina Maria sterft in 1644 en een jaar later wordt Johan van Oostrum beleend met "die vrije thinswaer van de goederen tot Moersbergen, mette huysinge, boomgaart, geboomte dat daar op staat ende met alle sijne toebehooren alsoo als gelegen is in den kerspel van Doorn met noch anderhalve hoeve lants, daar suytwaarts aangelegen'.
Als Johan in 1656 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Johan Gerard van Oostrum. Deze trouwt in 1668 met Anna Margaretha van Nassau-Wychen, Vrouwe van Vaesthartelt, Wijchen en Grimhuizen. Zij is een kleindochter van Justin van Nassau, de bastaardzoon van Willem van Oranje.

Het echtpaar Johan Gerard en Anna Margaretha krijgen alleen twee dochters, waarvan de oudste in 1698 Moersbergen erft. Zij vraagt in 1707 toestemming aan de Staten voor ontheffing van het "fidei commis" van haar voorvader Bertolmeus van Waell. Hij had in 1492 bedongen dat het kasteel altijd in bezit moest blijven van zijn nakomelingen. Zij krijgt toestemming en verkoopt Moersbergen aan Cornelis de Boodt, heer van Cadzand, Giessenburg, Giessen-Nieuwkerk en Bingaertskerke. Met deze koop werd Cornelis ook nog heer van Moersbergen. Cornelis sterft in 1720 en het kasteel wordt geërfd door zijn dochter Cornelia Philippine. Zij trouwde met Johan Daniel d'Ablaing en bij haar dood in 1742 ging Moersbergen over in het geslacht d'Ablaing.
Hun zoon Jan Cornelis d'Ablaing, die getrouwd is geweest met Juliana van Syberg-Vode, overleed al op 53-jarige leeftijd in 1788. Zijn weduwe overleefde hem vier jaar, waarna Moersbergen vererfde op hun zoon Johan Daniel, die tot zijn dood in 1859 eigenaar was. In 1859 was de grootte van het landgoed ongeveer 600 ha.

Mogelijk konden de erfgenamen het niet eens worden over de verdeling van het kasteel Moersbergen en zo komt het kasteel en landgoed in 1860 in een publieke veiling. Het wordt dan omschreven als: "De Ridderhofstad Moersbergen, staande en gelegen onder Doorn, strekkende voor van den Straatweg zuidwaarts op tot den Goijerdijk, begrensd ten westen van de Straatweg af tot aan den doodweg door perceel 30 en van den doodweg af tot aan den Goijerdijk door perceel 31 met desselfs Heerenhuizinge, koetshuis, stallingen, tuinen, lanen, grachten, hofstede, huizen en erven, bouw-, weiland, boomgaard en boschlanden. Te zamen groot 76 bunders 10 roeden 93 ellen".
Bij deze veiling wordt het landgoed gesplitst in twee delen, waarbij het kasteel en 300 ha grond gekocht worden door een zoon van Johan, Vincent Matthias d'Ablaing. Op deze manier bleef het kasteel toch nog in de familie d'Ablaing. Vincent Matthias overleed in 1885 zonder kinderen en het kasteel vererft dan op een neef van hem: Frank Emmanuël Rudolf Matthias d'Ablaing. Om zijn financiën op peil te houden verhuurde hij het kasteel aan Mathilde en Anna Catherina Luden. Dit was echter niet voldoende en het ging financieel steeds slechter met hem, volgens overlevering werd dit veroorzaakt door speelschulden. In 1897 ziet hij zich genoodzaakt het kasteel te verkopen via een publieke veiling.

Het kasteel met nog maar een klein deel van de grond wordt gekocht door de huurster Anna Catherina Luden; zij zag zich hiertoe genoodzaakt, omdat ze ziek was en liever niet wilde verhuizen. Zij laat een testament opstellen, waarin zij bepaalde dat haar neef, mr. Jan A.W. Luden, het kasteel tegen taxatie uit haar boedel mocht overnemen. In 1911 krijgt hij het kasteel dan in bezit, en door hier en daar wat gronden op te kopen, wist hij het landgoed weer uit te breiden tot 78 ha. Jan woonde zelf niet op het kasteel, maar verhuurde het eerst aan jhr. P.H. Bicker, directeur van de Amstelbrouwerij te Amsterdam, die het voor tien jaar huurde. Daarna gaf hij het in gebruik aan mr. dr. A. baron Schimmelpenninck van der Oye, die met een verre nicht van Jan was getrouwd. Dit echtpaar woonde op het kasteel tot 1 mei 1926.

Daarna laat hij het kasteel in 1927 restaureren, om er zelf te gaan wonen. Later gaat hij het kasteel toch weer verhuren en wel aan het echtpaar van Alfen-Beaufort, die door het bombardement van 9 april 1945 op het kasteel Zuilestein hun woonhuis waren kwijt geraakt. Zij huren het kasteel van 1948 tot 1971.
In 1962 vermaakt Jan Luden het kasteel aan de stichting 'Het Utrechts Landschap'. Nadat de familie van Alfen-Beaufort vertrokken is, wordt het kasteel verhuurd aan A.P. Wewer. Of dit nu nog zo is, is mij onbekend. In elk geval wordt het huis nog steeds particulier bewoond.

Of het kasteel Moersbergen uit een woontoren is ontstaan is twijfelachtig, omdat de oudste vermelding van het kasteel van 1435 dateert. In de 15e eeuw werden er nauwelijks nog woontorens gebouwd. Hoe het oudste kasteel er dan uit gezien heeft, weten we niet. De ingrijpende restauratie van 1927 heeft veel bouwsporen uitgewist.
Door Dirk II van Waell en Clara van Zuylen van Nijevelt heeft er mogelijk in de jaren dertig of veertig van de 17e eeuw een verbouwing plaats gevonden, waarbij de noordvleugel en een vijfzijdige uitbouw, iets ten zuiden van de traptoren en die niet als trap werd gebruikt, zijn gebouwd of verbouwd. De noordvleugel en uitgebouwd traptoren komen we tegen op de tekening van Roelant Roghman uit 1646/7. In het souterrain van de uitbouw bevinden zich nog de oorspronkelijke balken met sleutelstukken, die voorzien van een gotische peerkraal en gedateerd kunnen worden uit het begin van de 16e eeuw. Zo'n uitbouw is uiterst zeldzaam en komen we in Nederland alleen tegen bij het verdwenen Huis Renesse aan de Drift 23 in Utrecht en het huis van Jan van Rossum te Zaltbommel. Deze drie uitbouwen dateren uit dezelfde periode en hebben mogelijk het paleis van justitie in Poitiers als voorbeeld gebruikt.

Tussen 1650 en 1730 heeft er weer een verbouwing plaats gevonden. Dit weten we door enkele bewaard gebleven tekeningen uit ca 1730. De vleugel op de zuidoosthoek en de uitbouw aan de oostzijde werden toen op gelijke hoogte gebracht met de rest van het kasteel en daarmee onder één dak gebracht. In de vleugel op de zuidoosthoek is dit nog goed zichtbaar, doordat er gebruik werd gemaakt van een kleinere, rodere baksteen en zijn de pengaten van de spanten van het oude dak nog zichtbaar. Verder werd een grote opening in de oostgevel dichtgemaakt met twee kruisvensters en werd de ommuring rond het binnenplein bijna volledig afgebroken. Een nauwkeurigere datering van deze verbouwing is eigenlijk niet te geven. Deze kan nog plaats hebben gevonden in de 17e eeuw of na 1707, nadat Cornelis de Boodt het kasteel heeft gekocht.
In 1824 en 1825 vond de volgende omvangrijke verbouwing plaats. Opdrachtgever was de toenmalige eigenaar Johan Daniel d'Ablaing en de uitvoerder was de aannemer W. van Cooten. Van de achterste vleugel werden de achter- en zijgevels gesloopt en ook de aan de zuidzijde uitgebouwde toren werd afgebroken. In de vleugel bevonden zich de zaal en de eetzaal. Of deze gevels werden vervangen door nieuwe muren is mij [KBR] niet geheel duidelijk. De schuifvenster werden vervangen door neogotische vensters; de secreten werden verwijderd en vervangen door balkons. De vroegere muur rond het binnenplein werd weer hersteld en tenslotte werd het kasteel in zijn geheel gepleisterd en voorzien van een grijze plint. Hoe het kasteel er na deze verbouwing uitzag, zien we op de tekening die P.J. Lutgers in 1869 van het kasteel maakt.

Waarschijnlijk had P.J. Lutgers de tekening al enkele jaren eerder gemaakt, want in 1866 vindt er weer een verbouwing plaats. Vincent Matthias baron d'Ablaing geeft opdracht om het kasteel nog meer in neogotische stijl te verbouwen: de noordwestvleugel krijgt een laatgotische stijl en de vleugel, waarin zich de hal bevond werd onder één dak gebracht met de achtervleugel. Daarnaast werd er een toiletvleugel met een ronde traptoren tegen de westgevel aangebouwd. Deze traptoren stak hoog boven het huis uit. Mogelijk heeft Vincent Matthias de verbouwing uit laten voeren door Samuel Adrianus van Lunteren, architect uit Utrecht. Samuel Adrianus heeft namelijk meer kastelen op dezelfde wijze aan de mode van zijn tijd aangepast, zoals Scherpenzeel, Nijenrode, Lunenburg en Sandenburg.
Ook het interieur werd aangepast: er werden een aantal stucplafonds aangebracht en in de zaal op de eerste etage werd een houten tussenwand geplaatst. De timmerman die hieraan werkte was Fransiscus Albertus Bakker. Hij heeft een plankje aangebracht, waarop hij schreef: "Fransiscus Albertus Bakker, geboren te Amsterdam in het jaar 1841, heeft dit gebouw mede herbouwd in het jaar 1866 als timmerman'. Deze timmerman trouwde in 1870 te Utrecht met Johanna Antonia Strijk.

Als de toenmalige eigenaar Jan Luden in 1927 besluit om zelf op het kasteel te gaan wonen, geeft hij eerst opdracht om het kasteel ingrijpend te laten restaureren. Het uiterlijk van Moersbergen wil hij terugbrengen, naar de stijl die het in de 18e eeuw had: de "Hollandsche-renaissance stijl". Door de heer H.J. Meierink uit Doorn werd een opmeting van het kasteel uitgevoerd en vervolgens maakte architect J.W.H. Berden een restauratieontwerp. Moersbergen werd weer voorzien van kruisvensters en de klokketoren werd verlaagd. Aan de oostzijde van het kasteel bevond zich een uitbouw, die afgebroken werd en ook de pleisterlaag werd verwijderd. Het interieur behield wel zijn stucplafonds uit 1866. Tot slot werd het kasteel in 1995 aangepast aan moderne bewoningseisen.

Bewoners 1435 - 1457 Steven van Sleen
Lysbeth Stevensdr. van Sleen, getrouwd met Dirck van Waell
1457 - 1493 Bertolmeus van Waell
1492 - 1550 Dirck II van Waell
1550 - 1592 Bartholomeus van Waell
1592 - 1636 Adolph van Waell
1636 - 1644 Catharina van Waell, getrouwd met Johan van Oostrum
1645 - 1656 Johan van Oostrum
1656 - 1689 Johan Gerhard van Oostrum
1698 - 1707 Catharina Maria van Oostrum
1707 - 1720 Cornelis de Boodt
1720 - 1742 Cornelia Philippine de Boodt, getrouwd met Johan Daniel d'Ablaing
1742 - 1775 Johan Daniel d'Ablaing, Vrijheer van Giessenburg
1775 - 1788 Jan Cornelis d'Ablaing, getrouwd met Juliana van Syberg-Vode
1788 - 1792 Juliana van Syberg-Vode
1792 - 1859 Johan Daniel Cornelis Carel Wilhelm baron d'Ablaing van Giessenburg
1859 - 1885 Vincent Matthias d'Ablaing van Giessenburg
1885 - 1897 Frank Emmanuël Rudolf Matthias d'Ablaing
1897 - 1911 Anna Catharina Luden
1911 - 1962 mr. Jan A. W. Luden
1911 - 1921 jhr. P.H. Bicker (huurder)
1921 - 1926 mr. dr. A. baron Schimmelpenninck van der Oye (bruikleen)
1945 - 1971 Ph. J. van Alfen en zijn vrouw
1962 stichting 'Het Utrechts Landschap'
1971 A.P. Wewer (huidige huurder)

Huidige doeleinden Het kasteel wordt particulier bewoond.
Opengesteld Het kasteel is niet toegankelijk, maar het landgoed van 99 ha wel.
Foto's Ansichtskaart van het kasteel Ansichtskaart van het kasteel (z/w) Oude tekening naar de tekening van Jan de Beyer Oude tekening van P.A. Schipperus
Tekening van Roelant Roghman uit 1646/7 Anonieme tekening van het kasteel uit 1665 Tekening van Jan de Beyer uit 1750
Afbeelding van het kasteel door I.P. Houtman uit 1829 Ansichtkaart van het kasteel uit 1906 Ansichtkaart van het kasteel uit 1909 Ansichtkaart van het kasteel uit ca 1925
Ansichtkaart van het kasteel uit ca 1930 Ansichtkaart van het kasteel uit ca 1930 Ansichtkaart van het kasteel uit 1933 Ansichtkaart van het kasteel uit 1943
Ansichtkaart van het kasteel uit ca 1960
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
A.I.J.M. Schellart & Theo de Vries, Burchten en kastelen, 1978, 5e druk, blz. 96
Het Utrechts Landschap, natuurlijk hart van Nederland, Hans Brand en Jan Brand, St. Het Utrechts Landschap, 1990, 191 blz.
Foto 2 en 3: Uit eigen collectie
Foto 1: Peter van der Wielen
Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 2: Wandelingen door Nederland
Afb. 3: 1000 jaar kastelen in Nederland. Functie en vorm door de eeuwen heen
Afb. 4 en 5: Uit eigen collectie
Afb. 6: Geschiedenis van de provincie Utrecht deel III (na 1780)
Afb. 7 t/m 14: archief van de heer E. Tiele