Ligging |
Aan de Maarnse Griendweg nr. 30, in Maarsbergen, gemeente Maarn.
|
Ontstaan | Voor het eerst vermeld in 1134. |
Geschiedenis |
In 1134 was er een ridder Folcoldus van Berne, die getrouwd was met Bercela van
Someren. Het gebied ten oosten van de Heuvelrug heette in die tijd het Westerwoud
en het zuidelijk deel daarvan was deels in bezit van deze ridder. Volgens
overlevering was hij met volle wapenuitrusting in de Maas bij Grave terecht
gekomen en beloofde als hij dit zou overleven, dat hij dan zijn bezittingen aan
een nieuw te stichting klooster zou schenken. Hij overleefde en kwam zijn belofte
na: Hij schonk zijn goederen, waaronder dus ook kasteel Maarsbergen aan de
Norbertijnen monniken. Door deze monniken werd toen het klooster Berne bij
Leusden gesticht. Het klooster maakte van Maarsbergen een uithof door deze uit te breiden, met boerderijen, schuren en een kerk. Twee branden in 1218 en 1430 verwoestten de gebouwen, maar beide keren werd alles weer opgebouwd. Vermoedelijk werd ook het kasteel in 1430 herbouwd. Het klooster stelde een proost aan, die er voor moest zorgen dat de uithof een zo groot mogelijke opbrengst leverde. In de periode tot 1621 zijn minstens veertien namen van proosten bewaard gebleven. Naast de twee branden werd de uithof ook meerdere malen geplunderd en omdat het religieuze karakter van de proost soms niet overeenkwam met de regels van het klooster besloot men in 1561, na de dood van proost Gerard Cuyk, het kasteel voortaan te gaan verhuren. De huurder moest de gronden verbouwen, kreeg gratis de beschikking over een knecht en een meid, maar moest zijn huis wel open stellen voor de abt van het klooster Berne, die zich daar soms met enkele monniken vestigde. Vanaf 1536 werden veel kastelen in Utrecht erkend als ridderhofstad. Het kasteel Maarsbergen viel deze eer niet te beurt, hoewel het kasteel alle kenmerken bezat om te worden erkend. De verhuur viel mogelijk tegen, want in 1587 komen we toch weer een proost tegen. Ondertussen had de reformatie in Nederland tot gevolg dat de bezittingen van de kloosters in bezit van de gecommitteerde raden van Holland. Zij besloten in 1621 o.a. kasteel Maarsbergen voor 10 jaar over te geven aan Nicolaas van Brouckhorst, heer van Noordwijk. Hij kreeg het recht om het kasteel daarna te kopen, maar blijkbaar heeft hij daar geen gebruik van gemaakt. In 1643 komt het kasteel weer in bezit van de abt van Berne, maar dat duurt maar vijf jaar. In 1648 wordt de Vrede van Munster getekend en Maarsbergen wordt geconfisqueerd en in 1656 verkocht. De nieuwe eigenaar wordt Samuel de Marez, die getrouwd is met Margaretha Trip, dochter van de burgemeester van Amsterdam. Samuel was een vermogend man en wist in korte tijd vele goederen met de daarbij behorende rechten te kopen. Zo werd hij heer van Maarsbergen, Maarn, Oud-Broekhuizen, Grote en Kleine Koppel en Maarschalkerweerd. Na hun beider dood, kwam het kasteel in 1714 in bezit van hun zoon Johan de Marez, die vier jaar al sterft. Omdat hij geen kinderen heeft vererft het kasteel op een dochter van zijn zus Clara Magdalena: Isabelle Sophia van der Muelen. Zij trouwt met Eger, baron Tamminga. Ook Isabelle Sophia sterft vier jaar later en het kasteel gaat dan naar hun dochter Constance Clara Tamminga. Door haar huwelijk met Johan Jacob de Geer, heer van Rijnhuizen, komt kasteel Maarsbergen in bezit van de familie de Geer. In 1753 komt het huis in bezit van hun dochter, die het in 1764 openbaar laat veilen. De omschrijving van het huis luidt dan: "de proosdye off Heere Huysinge van Maarsbergen met zijn Voorburgh, stallinge, Tuynen en Plantagiën". Hendrik van Geytenbeek, schepen van Woudenberg, brengt het hoogste bod uit en wordt de nieuwe eigenaar. Hoewel hij de heerlijkheidsrechten, samen met die van Maarn, na een half jaar al verkoopt aan Johannes Steeman voor ƒ 6800,—, blijft hij tot 1779 eigenaar. In dat jaar wordt door koop Hendrik van Kessel de nieuwe bezitter, die weduwnaar is van Anthonia van den Bogaerdt, bij wie hij dertien kinderen kreeg. Voor het huis betaalde hij voor ƒ 41.100,— Als hij twee jaar later sterft, zijn er vier kinderen erfgenaam. Zij houden het huis nog vier jaar in bezit. Dan in 1785 wordt het kasteel te koop aangeboden en de nieuwe eigenaars worden Willem Lagerwey, schout van Maarsbergen, de schout van Woudenberg en diens broer. Acht jaar later verkopen de Woudenbergenaren hun aandeel en blijft Willem als enige eigenaar over, die het kasteel na zijn dood en een ongetrouwde zus overlaat. Zij besluit in 1804 Maarsbergen te verkopen aan mr. Jan Andries du Bois. Het lukt Jan Andries om de heerlijkheidsrechten en enkele boerderijen, die bij het landgoed hoorden, toen de familie De Marez eigenaar was, waardoor het Maarsbergen weer de omgang kreeg uit de 16e eeuw. Hun dochter Geertruida Adriana du Bois verkoopt het kasteel in 1882 aan Karel Antonie Godin de Beaufort, waarmee Maarsbergen in handen komt van deze familie, wat het nu nog steeds is. |
Bouwgeschiedenis |
Hoe het oudste kasteel eruit heeft gezien, kunnen we helaas niet achterhalen.
Pas door de tekeningen van Roelant Roghman 1646/7, de vogelvluchttekening, die
waarschijnlijk door Van Everdingen gemaakt is, en de tekeningen van Waterloo
kunnen we ons een voorstelling van het kasteel maken. Het kasteel was een
zaalbouw, met op twee hoeken een ronde hoektoren en een voorgevel die op het
noorden gericht was. De andere twee hoeken waren voorzien van arkeltorens, die
boven het kasteel uitstaken. Het omgrachte huis had boven de kelder twee
woonlagen en werd gedekt door een schilddak, terwijl de twee ronde hoektorens
een puntdak hadden. De openhaard bevond zich in de oostgevel, met links en
rechts daarvan een venster. Dat zich hier de open haarden bevonden, kunnen we
vaststellen, doordat zich boven de blinde muur tussen de vensters op het dak
een schoorsteen was aangebracht. Door Samuel de Marez werd in de 17e eeuw de omgeving van het huis omgevormd tot een groot park in Hollands-classicistische stijl met een breedte van 500 m en een lengte van 2000 m. Aan de oostzijde werd een laan aangebracht, die gericht was op de Folcoldusheuvel, waar zich een cirkelvormige laan omheen bevond. Voor het kasteel ontstond een rechthoekig voorplein, dat in het noorden werd afgesloten door een poortgebouw. In dit poortgebouw werd in het midden een doorgang met torentje gemaakt. Dit poortgebouw werd later nog voorzien van twee hoekpaviljoens, zoals we dat ook tegen komen bij kasteel Amerongen. Deze hoekpaviljoens waren voorzien van kantelen. In 1731 maakte Pronk een tekening van de voorzijde van het kasteel. Het huis was zes vensters breed en de ingang bevond zich rechts van het midden. Deze ingang kon bereikt worden via een houten brug over de gracht. In 1750 maakt Jan de Beyer een tekening van het kasteel en het blijkt dat de houten brug dan vervangen is door een gemetselde boogbrug. Aan de achterzijde van de zaalbouw bevond zich in het midden nu een plat afgedekte achtkantige traptoren. Het huis was nog niet echt gemoderniseerd, want het had nog ouderwetse kruis- en kloostervensters. In de 18e eeuw is het poortgebouw opgesplitst in twee afzonderlijke lage vleugels, zoals we dat ook tegenkomen bij de kastelen Rijnhuizen en Heemstede II. Gelet op de torens, arkeltorens en de gebruikte kloostermoppen met een formaat van 25 x 12/13 x 4/5 cm is het goed mogelijk dat de basis van het huidige kasteel ontstond na de brand van 1430. Terwijl de kelders voorzien zijn van gordelbogen en kleine segmentvormige gewelfjes, wat meer wijst op een ontstaan in de 16e eeuw. Toch is de datering van het huis niet eenvoudig, door een grootscheepse verbouwing van het huis tussen 1804 en 1832 door de toenmalige eigenaar Jan Andries du Bois. Hij liet de balklagen, op één na, die uit de 18e eeuw stamt, vervangen door nieuwe balken. De twee ronde hoektorens en de traptoren aan de achterzijde werden afgebroken en een geheel nieuwe vleugel werd aan de achterzijde aangebouwd, waardoor het kasteel twee keer zo groot werd. Dit nieuwe bouwdeel werd ook voorzien van een schilddak. Op de noordoosthoek bevond zich nog een arkeltorentje en voor de symmetrie werd er op de noordwesthoek ook één geplaatst. Deze arkeltorentjes en de voorgevel werden voorzien van kantelen en in het midden van de voorgevel kwam een boogfries. Het huis werd gepleisterd en de vensters vervangen door spitsboogvensters. Ook de aanleg van het park werd door De Marez veranderd in een Engelse landschapstuin, door het aanbrengen van slingerpaden. In 1832 bevonden zich nog twee dienstgebouwen aan beide zijden van het voorplein. Deze zijn voor 1847 echter afgebroken en vervangen door een gebogen oprijlaan. Nieuwe dienstgebouwen werden ten oosten van het kasteel gebouwd. In 1930 nam de toenmalige eigenaar architect Chr. van Liempt in de arm om het kasteel weer in oorspronkelijke staat terug te brengen. De pleisterlaag en de kantelen werden verwijderd; de arkeltorentjes vernieuwd en de twee ronde torens, echter met grotere doorsnee dan voorheen, werden weer toegevoegd aan het huis. Ook werd het interieur veranderd en werden oude materialen gebruikt, waardoor zich nu drie vroeg 17e eeuwse open haarden in het huis bevinden. |
Bewoners |
1134 ridder Folcoldus van Berne 1587 - 1597 Nicolaas van Bouchorst, heer van Noordwijk 1643 - 1648 Leonardus Bosch, abt van Berne 1648 - 1656 Staten van Holland 1656 - 1691 Samuel de Marez, getrouwd met Margaretha Trip (koop) 1691 - 1714 Margaretha Trip 1714 - 1718 Johan de Marez (zoon) en Clara Magdalena de Marez (dochter) 1718 - 1722 Isabelle Sophia van der Muelen (nicht, dochter), getrouwd met Eger baron Tamminga 1722 - 1753 Constance Clara Tamminga (dochter), getrouwd met Johan Jacob de Geer, heer van Rijnhuizen 1753 - 1764 Jacqueline Cornelia de Geer 1764 - 1779 Hendrik van Geytenbeek (koop) 1779 - 1781 Hendrik van Kessel, weduwnaar van Anthonia van den Bogaerdt (koop), 13 kinderen 1781 - 1785 vier erfgenamen van Hendrik van Kessel 1785 - 1793 de schouten van Maarsbergen en Woudenberg en broer van laatste (koop) 1793 Willem Lagerwey, schout van Woudenberg - 1804 Teuntje Lagerwey (zus) 1804 - 1848 mr. Jan Andries du Bois (koop) 1848 - 1882 Geertruida Adriana du Bois (dochter), getrouwd met Carel Jacobus Blok 1882 - 1921 Karel Antonie Godin de Beaufort (koop), getrouwd met Cornelia Johanna Steengracht 1921 - 1950 Johan Willem Godin de Beaufort(zoon), getrouwd met Hillegonda Maria Spiekermann 1950 - 1964 Carel Pieter Antoni Jan Hubertus Godin de Beaufort (zoon) |
Huidige doeleinden | Het kasteel is bewoond. |
Opengesteld | Het kasteel is niet opengesteld voor bezichtiging. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink,
Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995 Foto 1: uit eigen collectie Foto 2: Peter van der Wielen Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966 Afb. 2 t/m 5: archief van de heer E. Tiele |