Lichtenberg

Ligging Het huis Lichtenberg stond op de Wetering in Woudenberg. Het kasteelterrein bevindt zich ten zuiden van de nieuwe randweg.

Oude foto uit 1955

Ontstaan Het huis is waarschijnlijk in het begin van de 15e eeuw gebouwd.
Geschiedenis Vermoedelijk werd kasteel Lichtenberg begin 15 eeuw gebouwd door de tweede zoon van Jan van Renesse van Rhijnauwen, ook Jan geheten. Deze zoon wordt in 1417 vermeld als "Jan van Renesse die men noemt Lichtenberg" en enkele jaren later "Jan van Renesse wonend tot Zeist", nadat hij het kasteel Kersbergen had gekocht.
Met de familie Van Renesse ging het snel bergafwaarts, waardoor ze in de jaren 40 van de 15e eeuw hun macht verloren en het kasteel in leen gegeven werd aan Joost van Langerak. Na de dood van Joost werd zijn schoonzoon Floris van Jutphaas ermee beleend. Hiermee komt het kasteel in de familie Van Jutphaas. Floris werd opgevolgd door zijn zoon Jan.

Door de opkomst van rijke kooplieden, komt het kasteel in handen van kooplieden uit Amersfoort. Begin 17e eeuw is het kasteel eigendom van Hendrik van Meeholt, die magistraat en bankier is. Na zijn dood komt het kasteel in bezit van jonkheer Johann Georg von Pöllnitz, wiens erfgenamen blijkbaar geen belang hadden bij het kasteel en het in 1641 verkopen aan Thomas van Stakenbroek. Hij wist van gewoon ruiter op te klimmen tot luitenant-generaal van de cavalerie; tevens was hij gouverneur van de stad Grave.
Lichtenberg komt niet voor op de lijst van erkende ridderhofsteden, die in 1636 werd opgesteld en waaraan tot 1639 nog een aantal werden toegevoegd. Thomas probeert dan alsnog toe te kunnen treden tot de Utrechtse ridderschap, door het kasteel als riddermatig te laten erkennen. In zijn request schrijft hij, dat Lichtenberg "de forme van een behoorlijcke Ridderhofstede als liggende in zijn grachten ghevest, met een optreckende brugge ende met een bouwhuys int begrijp vandien, ende dat het van oude tyden zoo gestaen heeft gelijck ex oculaire inspectione kan blijcken". Door deskundigen laat hij verklaren, dat het kasteel al in 1294 vermeld wordt en dat het geslacht Van Lichtenberg zijn naam daaraan ontleend had. De heren van de ridderschap zullen waarschijnlijk wel begrepen hebben, dat deze laatste verklaring niet klopte: dit betrof het huis Lichtenberg binnen de stad Utrecht. Het request werd afgewezen.

Na de dood van Thomas, verkoopt zijn weduwe het kasteel in 1646 aan David van Marlot, heer van Bavoyen, voor 28.050 gulden. David had al veel omliggend land gekocht en was tevens stalmeester van Prins Maurits en later gouverneur van de jonge prins Willem II.
In 1664 beweerde Jaspar van Lijnden, heer van Geerestein, dat de grond, groot 3 morgen, waarop kasteel Lichtenberg stond, leenroerig was aan Geerestein. De rechter gaf Jaspar ook nog eens gelijk, wat dus betekende dat David "den eedt van getrouwicheijt presteren" moest aan Jaspar van Lijnden. Het vermoeden bestaat dat dit leenroerig zijn uit het midden van de 15e eeuw dateert, maar we kunnen hierover geen akten terug vinden. In die tijd werden de Van Renesses verbannen en de toenmalige heer van Geerestein, nam mogelijk hun zaken waar.
Het ging David financieel niet voor de wind; hij was genoodzaakt meerdere hypotheken af te sluiten, waarbij het huis Lichtenberg als pand diende. Toen zijn dochter Anna Catharina in 1669 trouwde met Jacob van Reenen, schonk hij hun het huis Lichtenberg, inclusief alle schulden!

Gedurende bijna twintig weet dit echtpaar zich met al de schulden te handhaven op het kasteel. In 1688 zien zij zich echter genoodzaakt om voor notaris De Vos van Avezaat te verklaren dat "het hen niet gelegen quam te continueren in de betaling van de renten van de gehypothequeerde capitalen". Het kasteel Lichtenberg besluiten zij te "abandonneren ende verlaten ten behoeve van de gehypothequeerde crediteuren". Een week na dit besluit sterft Jacob al en wordt begraven in de Cunerakerk van Rhenen. In deze kerk werd een fraaie zerk aangebracht voor hem en zijn echtgenote met daarop de tekst: "Jacob van Rheenen, de laetste van die familie en sijn welgeboren Vrouwe Wedue Anna Catharina van Morlot".
De Amsterdamse bankier, Jean Deutz, die de hypotheken verstrekt had, blijft enkele jaren eigenaar van het huis, hoewel hij er niet woont, zoals blijkt uit de legger van het haardstedengeld van 1693. Daarin staat: "het huis wordt noyt bewoont". Een jaar later verkoopt hij het kasteel voor 12.250 gulden aan Frederik Heereman van Zuijdwijk. Ook hij heeft waarschijnlijk niet in het kasteel gewoond.

Tegen het einde van de 17e eeuw wil de al wat op leeftijd gekomen Anna de Gruyter, dochter van oud-burgemeester Bartholomeus de Gruyter, op zichzelf gaan wonen en koopt het kasteel Lichtenberg, howel de familie toen al diep in de schulden zat. Daarvoor woonde ze samen met haar moeder en zus Maria Odilia op huis Groenewoude. Als Anna in 1699 sterft, vererft het kasteel op haar zus, die in 1704 nog trouwt met Philip du Quesne. Niet lang daarna sterft weduwe de Gruyter, enorme schulden achterlatend. Voor Maria Odilia en Philip is deze nieuwe schuld, naast hun eigen hypotheken, te veel en ze vluchten naar Zeeland, waar Maria Odilia in 1709 en Philip in 1712 berooid sterven. Uit hun erfenis wordt door de curator het kasteel Lichtenberg verkocht aan Andries Abbema.
Andries Abbema liet het huis hoogstwaarschijnlijk grondig restaureren en fraaie tuinen aanleggen. Hij trouwt in 1709 met Bartolotti van den Heuvel, uit een gegoed Amsterdams koopmansmilieu, maar hun huwelijk duurde maar kort. Ook zijn tweede huwelijk was geen lang leven geschoren, doordat zijn tweede vrouw enkele jaren na hun huwelijk overleed. Zijn derde partner, Maatje van Leusden, schonk hem zeven kinderen, waarna hij pas in 1748 met haar trouwde en de kinderen liet echten. Door de Staten van Utrecht werd besloten een aantal ambachtsheerlijkheden te verkopen, waardoor Andries de mogelijkheid kreeg de heerlijkheid Woudenberg voor 10.000 gulden te kopen. Na de koop noemde hij zich "Heer van Woudenberg en Lichtenberg" en laat in 1717 een schitterende kaart maken van de ambachtsheerlijkheid door Justus van Broeckhuijsen, waarbij het huis Lichtenberg in de cartouche getekend wordt. Na zijn dood in 1752 blijft zijn weduwe met hun kinderen nog gedurende twee jaar in het huis wonen, maar daarna verhuist ze naar een nabijgelegen hofstede, die ze Klein Lichtenberg noemde.

Het huis wordt in 1754 gekocht door Michiel Jacob de Bije, die slechts enkele jaren in het kasteel woont, omdat hij het kasteel al weer verkoopt in 1761. De nieuwe eigenaren worden Willem en Gijsbert Lagerweij, die respectievelijk secretaris en gerechtsbode van Woudenberg zijn. Willem en Gijsbert besluiten een jaar later hun bezit te delen: Gijsbert krijgt het noordelijke deel, waarop het huis stond en Willem het zuidelijke deel. Of er dan nog wel sprake is van een voornaam huis is onduidelijk.
In "De Tegenwoordige Staat" uit 1772 wordt het huis Lichtenberg niet genoemd, terwijl op de bewonerslijst van Woudenberg uit 1783 Lagerweij vermeld staat, met de vermelding "wegens Ligtenberg". Gijsbert Lagerweij zelf woonde in die tijd in de Voorstraat. In de bewonerslijst uit 1783 worden na de naam Lagerweij enkele dagloners genoemd. Mogelijk waren zij in die tijd de bewoners. Ook daaarna worden in diverse belastinglijsten van de gemeente Woudenberg, bewaard vanaf 1805, steeds drie dagloners als bewoners vermeld, die dan huurders waren van de familie Lagerweij. Ook de Kadastrale kaart uit 1832 staan op de plek van het vroegere kasteel "drie huizen met erf" vermeld. Deze drie daglonershuisjes werden later aan de diaconie van Woudenberg geschonken; uiteindelijk werden ze in 1955 gesloopt.

Van kasteel Lichtenberg zijn twee tekeningen bewaard gebleven: één met de vermelding "Lichtenberg onder Renswou" en één op de kaart van Justus van Broeckhuijsen. De beide tekeningen vertonen echter geen overeenkomsten. Op de eerste tekening zien we een vierkante toren met een gemetselde borstwering, terwijl op de tekening in de cartouche we een tweebeukig huis met twee bouwlagen zien. Het huis wordt gedekt door evenwijdige zadeldaken, aan weerszijden afgesloten met trapgevels. Dwars op dit tweebeukige huis is aan de achterzijde een achterhuis aangebouwd. Het huis staat aan een voorplien, dat aan de zuidzijde afgesloten wordt een langgerekt dienstgebouw, dat gedekt wordt door een schilddak en voorzien is van een duiventoren. Het geheel kon mijn bereiken via een bruggetje over een binnengracht.
Volgens het haardstedengeld van Woudenberg uit 1693 beschikte het huis over elf stookplaatsen. Als Andries Abbema het huis in 1712 koopt, wordt het omschreven als: "seeckere groote huijsinghe genaamt Ligtenberg met de stallingen, tuiniers- en koetshuijs, poortkamers, tabaxschuyr; hoven, boomgaerden, cingels en bosschen".
Als de weduwe van Andries Abbema het huis in 1754 verkoopt, luidt de beschrijving: "de wijt vermaarden en extra plaisante Heere Huijzinge en Hofstede Lichtenberch, bestaande uit een groot voorhuijs, vier spatieus en benedenkamers, zijnde daarvan vier behangen, een fraaij behangen en geplaffonneerden opkamer of salet, zeven bovenkamers, keukens met denselver fournuijzen en andere gemakken en schoon en kelders, wijders in een thuijnmanshuijs, een thuijn huijs, orange huijs of kamer, een stallinge voor negen, en een stallinge voor seven paarden, een knechtskamer, een koetshuijs, melkhuijs of melkkamer, mitsgaders een stallinge voor seven à agt koeijen met de hooijzolders daarboven en twee grote duijfhuijzen daarnevens".
Tussen 1754 en 1762 zijn de dienstwoningen afgebroken. In 1810 komen we in het belastingkohier op deuren en vensters voor Lichtenberg nog slechts vier deuren en zes vensters tegen. Dit aantal komt ongeveer overeen met het aantal deuren en ramen, die we tellen op foto's uit 1955 van de diaconiehuisjes. Deze diaconiehuisjes waren ontstaan door het wegbreken van de achterbeuk en verbouwen van de voorste beuk van het oorspronkelijke huis. Door De Beaufort wordt nog vermeld dat in het middelste huisje een 17e-eeuwse steektrap met balusters aanwezig waren.

Bewoners begin van de 15e eeuw Jan van Renesse
ca 1440 Joost van Langerak
Floris van Jutphaas
Jan van Jutphaas
begin van de 17e eeuw - 1617 Hendrik van Meeholt
1617 - 1641 jhr. Johann Georg von Pöllnitz
1641 - 1646 Thomas van Stakenbroek
1646 - 1669?? David van Marlot, heer van Bavoyen
1669 - 1688 Anna Catharina van Marlot, gehuwd met Jacob van Reenen
1688 - 1694 Jean Deutz
1694 - ca 1698 Frederik Heereman, heer van Zuijdwijk
ca 1698 - 1699 Anna de Gruyter
1699 - 1712 Maria Odilia de Gruyter
1712 - 1752 Andries Abbema, heer van Woudenberg
1752 - 1754 weduwe Maatje van Leusden
1754 - 1760 Michiel Jacob de Bije
1760 Willem en Gijsbert Lagerweij
familie Lagerweij

Huidige doeleinden De grachten rond het oorspronkelijke kasteelterrein zijn gedeeltelijk weer uitgegraven. Er bestaan plannen om de tuin opnieuw in te richten.
Opengesteld Het kasteelterrein is vrij toegankelijk (?).
Foto's
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Foto 1: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht