Levendaal

Ligging Lag ten oosten van Rhenen in het zogenaamde Laareind, aan de Levendaalseweg.

Tekening van Jan de Beijer uit 1745

Ontstaan De eerste vermelding dateert van 1331.
Andere benamingen Laar
Geschiedenis De naam Levendaal komt in de Middeleeuwse leenprotocollen niet voor, maar door het vergelijken van de topografische beschrijving van het kasteel in een verkoopakte uit 1788 met de beschrijvingen in de leenprotocollen, komt deze overeen met hofstede Laar.
Aan het Laareind heeft volgens Van Iterson een curtis (=hof) gelegen met de naam Laar. In 1331 wordt Dideric Sobbe hiermee door de bisschop beleend, nadat hij het goed aan de Laarseberg eerst aan de bisschop opgedragen heeft. Hij moet aan de bisschop beloven dat noch hij nog één van zijn opvolgers er een "borg of veste" zou bouwen, zonder toestemming van de bisschop.

Van oorsprong was de hofstede te Laar een leen van de heren van Egmond, maar later blijkt het een leen geworden te zijn van de heren van IJsselstein. In 1410 wordt Jan van Rhenen er dan mee beleend. In 1450 is sprake van een verbeurdverklaring, waarbij de hofstede verkocht zou worden aan Pieter, bastaard van Egmond, maar deze verkoop is niet door gegaan, want tot 1473 blijkt het huis in leen bezeten te zijn door Hubert van Rhenen, een zoon van de hiervoor genoemde Jan. In 1473 doet deze Hubert het huis over aan Lodewijk van Levendaal.
In Rhenen komen we de vader van Lodeweijk, Danys of Dionijs al eerder tegen in de archieven. Hij zou al in 1395 beleend zijn met de hof Laar, maar mogelijk is deze akte vals. Rond 1453 wordt hij in elk gavel beleend met leengoederen in de buurt van de Laar en zijn zoon Lodewijk draagt in 1485 een stuk grond, dat zijn vader pachtte en beheerde, op aan de bisschop.

Dionys van Levendaal was tussen 1457 tot 1478 muntmeester en bereikte een hele hoge leeftijd. Hij trouwde twee keer, eerst met Margriet van Wees, die in 1455 overleed en daarna met Catharina Jansdr. van Voirsbacht, hoewel sommige onderzoekers beweren dat hij met Anna van Beverweerd trouwde. Hij kreeg nog een tweede zoon, ook Dionijs geheten, die beleend werd met kasteel Weerdesteyn.
In het verleden heeft men mogelijk geprobeerd Dionijs sr. van Levendaal beroemder te maken dan hij was. Hij werd namelijk begraven in de Cunerakerk in Rhenen, waar ook grafstenen van zijn ouders te vinden zijn. De opschriften op deze grafstenen verwijzen naar het Zuidnederlands geslacht Levendaal, dat al in de 13e eeuw uitstierf. Deze stenen zijn waarschijnlijk, evenals de akte uit 1395, vervalsingen.
Lodewijk van Levendaal was in 1466 en 1467 muntmeester in Dordrecht, maar kreeg daarna in 1469 een aanstelling als muntmeester van de bisschop van Utrecht. Het ging Lodewijk en zijn vader financieel voor de wind en ze stonden dan ook als vermogend te boek. Ze beschikten over voldoende geld om de bisschop en de stad Rhenen regelmatig financieel te steunen. Als dank voor deze steun, werd Lodewijk in 1485 schout van Rhenen en van de Marsch (tegenover Rhenen in de Betuwe). Lodewijk kreeg minstens drie kinderen bij zijn echtgenote Elisabeth Willemsdr. van Vlieborch, die hem echter jong ontviel. Daarna trouwde hij niet opnieuw, maar woonde samen met Christina de Wilde, die uit een aanzienlijk Rhenen geslacht stamde. Zij was echter een stuk jonger dan Lodewijk.

Na de dood van Lodewijk in 1506, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Jan, die getrouwd was met Cornelia van Ranst. Cornelia erfde na de dood van haar broer de heerlijkheid Tielen. Jan en Cornelia verbleven in de heerlijkheid Thielen en hij gaf Laar in 1519 aan zijn dochter Margriet van Levendaal, toen zij met Balthasar van Wees trouwde.
In 1528 stropen zo'n 150 bisschoppelijke ruiters het land van Rhenen af en plunderen ook kasteel Levendaal. Na de dood van Margriet en Balthasar gaat het kasteel over op hun zoon Olivier van Wees. In 1554 draagt deze Olivier het kasteel over aan Dirk van Ermel. Deze Dirk trouwde met Anna van Lawick.
Daarna wisselt het kasteel meerdere keren van eigenaar, tot het in bezit komt van de Rhenense familie van Rhenen. Tegen het einde van de 18e eeuw is het dan eigendom van Jan van Brienen, die luitenant is. Het huwelijk van Jan is heel slecht; bovendien is zij een relatie aan gegaan met een vaandrig, waardoor er verschillende civiele procedures plaats vinden. In 1782 is Jan verdronken, waarschijnlijk in de slotgracht van het kasteel. Vanaf het midden van de 18e eeuw wordt het kasteel aangeduid met de naam Levendaal.

Ghijsbert Carel Rutger, de zoon van Jan van Rhenen, krijgt het huis in 1786 ter beschikking, maar verkocht het direct aan Nicolaas Wilhelmus Buddingh, die het kasteel al twee jaar overdoet aan Nicolaas van der Waaije. Mogelijk is het kasteel rond 1820 in opdracht van Nicolaas gesloopt. Of het grondgebied tussendoor nog van eigenaar wisselde, is onbekend; in elk geval wordt het in 1830 eigendom van Pieter Roghair. Pieter is koopman in houtwaren. In de akte wordt dan alleen gesproken over een boerderij met boomgaard, tuin en gracht.
In 1837 gaat het goed over in handen van A.F.G.G.C. baron von Knobelsdorff. Hij trouwde met met jkvr. L.C.J. van Schuijlenburch. Na de dood van de baron hertrouwde ze met Gerrit graaf Schimmelpenninck, waardoor Levendaal in handen van de familie Schimmelpenninck komt. Na het overlijden van het echtpaar Schimmelpenninck-van Schuijlenburgh erft één van hun jongere zoons de goederen rond Rhenen. Na diens dood in 1882 komt alle in een publieke veiling. Het landgoed Levendaal komt dan in bezit van Maria Barbara Menso uit Amsterdam. derig jaar later komt het weer in een openbare verkoop en het wordt dan gekocht door Leccius de Ridder gekocht, ten behoeve van boer Wouter Johannes Arissen. Voor zover mij bekend, is het nog steeds in bezit van de familie Arissen.

Levendaal komen we niet tegen op de lijst van ridderhofsteden uit 1536, waaraan tot 1539 nog enkele kastelen werden toegevoegd. Het kasteel voldeed blijkbaar niet aan alle eisen: Het kasteel was wel omgracht en voorzien van een ophaalbrug, maar het was niet in bezit van een adellijke familie en was waarschijnlijk vrijgesteld van huisgeld, omdat het binnen het schependom van Rhenen was gelegen.
In 1943 stuitte men op de fundering van Levendaal, toen men op zoek was naar baksteen, om de Cunerakerk te kunnen restaureren. Een deel van de fundering is toen gebruikt voor deze restauratie. Wel is er toen een archeologisch onderzoek ingesteld.
Het kasteel was van oorsprong rechthoekig met een grondplan van 14,25 x 9 m en had muren met een dikte van 1,4 m. De uitbouw aan de achterzijde is van recentere datum. Deze uitbouw zien we op de tekening die Jan de Beijer rond 1750 van Levendaal maakte. Verder bevond zich in de noordhoek een waterput, waarin echter geen vondsten werden gedaan. In de zuidwestmuur van het hoofdgebouw waren restanten van een schouw aanwezig, terwijl de uitbouw in de zuidhoek voorzien was van een privaat. Tenslotte werd in een fundamentssleuf van één van de muren een beschadigd kannetje van Siegburgs steenwerk uit het midden of de tweede helft van de 14e eeuw gevonden. Hieruit maken we op dat het kasteel in die tijd gebouwd moet zijn door een lid van de familie Van Rhenen.

Rond 1490 werd het kasteel in opdracht van Lodewijk van Levendaal verbouwd. Bij deze verbouwing werd mogelijk de uitbouw toegevoegd aan het kasteel of werd deze vernieuwd, doordat de achtergevel in de loop van de tijd was gaan werken. Bij de bouw van de uitbouw werden de binnenmuur tussen het oorspronkelijke kasteel en de uitbouw verwijderd werd. Het kasteel kreeg een driedeling met in het midden een hal, waar zich de trap naar de tweede verdieping bevond. Op de plek waar de contouren van een open haard konden worden vastgesteld, bevond zich de zaal. Op de tekening van Jan de Beijer zien we dat de bovenzijde van het kasteel een naar buitenstekende spitsboogfries had. Hierop waren waarschijnlijk vroeger kantelen aangebracht, met daarachter de weergang.

Bewoners 1331 Dideric Sobbe
1410 Jan van Rhenen
- 1473 Hubert van Rhenen
1473 - 1506 Lodewijk van Levendaal
1506 - 1519 Jan van Levendaal
1519 - 1541 Margriet van Levendaal, getrouwd met Balthasar van Wees
1541 - 1554 Olivier van Wees
1554 Dirk van Ermel
Dirk van Westerholt
- 1581 Herman van Westerholt
1581 Bernard van Westerholt
1581 Dirk Mulert, domheer te Utrecht
1610 - 1614 Koenraad Knipping
1614 - 1622 Dirk Kraaivanger
1622 - 1626 Hendrik Kraaivanger, getrouwd met Maria Pieters
1626 - 1636 Maria Pieters
1636 - 1637 Johanna Kraaivanger, getrouwd met Dirk van Wees
1637 - 1641 Guillain Everwijn
1641 - 1666 Evert Everwijn, burgemeester van Arnhem
1666 - na 1670 Gijsbert Van Brienen
na 1670 - 1726 Dirk van Brienen, getrouwd met Anna Margaretha de Ruyter
1726 - 1756 Gijsbert van Brienen, getrouwd met Margaretha Keijser
1756 - 1782 luitenant Johan van Brienen
1782 - 1785 Derk Willem van Brienen, getrouwd met Johanna van Brienen
1786 Gijsbert Carel Rutger Reinier van Brienen
1786 - 1788 Nicolaas Wilhelmus Buddingh
1788 Nicolaas van der Waaije
1830 - 1837 Pieter Roghair
1837 - 1853 Anthonie Frederik Gijsbert Gottlob Constantin baron von Knobelsdorff
1853 - 1882 jkvr. Louise Charlotte Jeannette van Schuijlenburch, hertrouwde met Gerrit graaf Schimmelpenninck
1882 Maria Barbara Menso uit Amsterdam
1922 Leccius de Ridderwerd t.b.v. de boer Wouter Johannes Arissen
familie Arissen

Huidige doeleinden Op het kasteelterrein staat nu een boerderij met dezelfde naam. Op de plaats waar het kasteel gestaan heeft staat nu een oude lindeboom.
Opengesteld De boerderij is niet toegankelijk.
Foto's Plattegrond van het kasteel
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Afb. 1: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht