Ligging |
Kasteel Ter Horst stond in Achterberg aan de westelijke zijde van de Cuneraweg,
aan de voet van de Grebbeberg, nabij Rhenen.
|
Ontstaan |
Het kasteel werd gebouwd door Bisschop Godfried van Rhenen (1156-1178). Het kasteel dankte zijn naam aan een horst (= hoogte), die zich vroeger op de plaats van dit kasteel bevond. |
Geschiedenis |
In de eerste helft van de 12e werd door Godfried van Aarschot, heer van
Rhenen, die in 1110 getrouwd was met Sophia van Bemmel van Kleef, een castrum
gebouwd op een alodiaal goed. Dit castrum bestond waarschijnlijk uit een door een
gracht omgeven palissade, waarbinnen zich een gebouw bevond. In 1159 vond er een
opstand plaats van zijn eigen burgers en ministerialen, waarbij kasteel Ter Horst
verwoest werd. Godfried laat het kasteel daarna in steen herbouwen, omdat het
kasteel van belang was om zijn bisdom tegen de Hertog van Gelre te beschermen.
Niet ver van het kasteel werd een kapel gebouwd, die gewijd was aan St.
Pancratius. Deze kapel werd een bisschoppelijke eigenkerk. Door de bisschop werd
een kastelein benoemd, die later de titel van burggraaf kreeg, voor het beheer van
het kasteel. Na lang voor zijn dood in 1178 schenkt Godfried het kasteel aan de
kerk van Utrecht ten dienste van het bisschoppelijk bestuur. In 1267 was Jan van Nassau gekozen tot nieuwe bisschop van Utrecht, maar de paus was het daar niet mee eens en het gevolg was dat hij nooit gewijd werd tot bisschop. In 1277 Waren de schulden van Jan zodanig hoog opgelopen, dat hij zich genoodzaakt zag om zijn zwager Jan van Cuyck met het kasteel te verpanden. Jan van Cuyk draagt het kasteel dan op aan Floris V, wat zeer nadelig is voor de bisschop, omdat de graaf hiermee nog meer greep krijgt op het bisdom Utrecht. Vervolgens komt het kasteel in 1325 in bezit van Zweder van Abcoude, die al eigenaar van de kastelen Duurstede en Abcoude was, en hiermee een nog grotere rol in het Sticht ging spelen. In 1344 vindt er een flinke uitbreiding plaats van de goederen die bij de kapel St. Pancratius horen door een schenking van een omvangrijke rente uit het kerkengoed van IJsselham in het Land van Vollenhove. Dit heeft tot gevolg dat de kapel in 1347 door bisschop Jan van Arkel wordt verheven tot kapittelkerk; hij deed dit ook uit eigenbelang, omdat hij hoopte, dat dit ten goede zou komen van zijn eigen zielenheil en dat van zijn broer Robert van Asperen. De priesters die er verbleven, moesten in geval van nood, het kasteel verdedigen. In 1429 werd kasteel Ter Horst door hertog Arnold van Gelre ingenomen, maar met geweld wist bisschop Rudolf van Diepholt het kasteel weer in bezit te krijgen. Bijna honderd jaar later, in 1528, wordt het kasteel opnieuw belegerd door de hertog van Gelre. De bezetting op het kasteel wordt aangevoerd door Ernst van Amerongen, die het echter niet zinvol acht om het kasteel te verdedigen en hij vertrekt 's nachts, waarna het kasteel en de kapel verwoest worden. Nog in datzelfde jaar wordt door Karel V, die een jaar eerder de nieuwe landsheer geworden was, nadat bisschop Hendrik II van Beieren afstand hiervan had gedaan, besloten zowel kasteel ter Horst als ook kasteel Vreeland af te laten breken. Een deel van de stenen wordt gebruikt voor de bouw van kasteel Vredenburg in Utrecht. In 1560 heeft er een opgraving van de fundamenten van het kasteel plaats gevonden. Meer informatie daarover heb ik [KBR] helaas niet. Waarschijnlijk is hiervan een verslag gemaakt, waarvan door P.J. Vermeulen, provinciaal archivaris van Utrecht, rond 1850 een transcriptie is gemaakt. Wat er verder met het kasteelterrein is gebeurd is mij [KBR] onbekend. Mogelijk behoorde het tot de goederen van de St. Pancratius kapel. In 1580 wordt door Willem van Oranje, als stadhouder van Utrecht, besloten dat er geen openbare katholieke godsdienstoefeningen meer mogen gehouden worden in Utrechtse kloosterkerken en in datzelfde jaar worden alle kerkelijke goederen verbeurd verklaard en komen ze in bezit van de Staten van Utrecht. Tussen 1634 en 1638 worden er tal van goederen door de Staten van Utrecht verkocht ten behoeve van "het Statenkantoor der generale middelen". Kasteel ter Horst werd afgebroken voor de tijd van de eerste topografische tekenaars, waardoor er geen natuurgetrouwe afbeelding van het kasteel bewaard gebleven is. De enige afbeelding die van het kasteel bestaat, dateert uit de 18e eeuw en is daardoor niet betrouwbaar. In 1942 deed de gelegenheid zich voor om een opgraving van het kasteel uit te voeren, doordat men plannen had om het voormalige kasteelterrein te egaliseren. Bij deze opgraving werd veel tufgruis gevonden op de plek waar waarschijnlijk de grote toren gestaan heeft. Van deze toren stond niets meer overeind, wat niet zo verwonderlijk is, omdat rond 1700 nog een grote hoeveelheid tufsteen van de torenruïne werd opgegraven en afgevoerd. Deze toren stond in het midden van een terrein van ongeveer 40 x 45 m, afgesloten door een schildmuur, opgebouwd uit kloostermoppen met een lengte van 29 cm. Om deze schildmuur stond nog een twaalfhoekige ringmuur, die een terrein van 42 x 58 m omsloot. De twaalfhoekige ringmuur had muren met een dikte van nog geen meter en bestond uit vrij kleine rode kloostermoppen met een lengte van 27 cm. Omdat de toren hiermee niet direct aan de gracht stond, waren er in de bodem afvoerkanalen aangebracht, die bij de opgraving werden terug gevonden. Omdat er geen funderingen van de toren werden aangetroffen, kan niet worden gezegd wat de omvang van deze toren was. Uit de archieven weten we dat er een zaal was. Deze bevond zich in de toren, of was er tegenaan gebouwd. Daar was genoeg ruimte voor. Binnen de schildmuur bevond zich in het zuidelijke deel een waterput. Het kasteel Ter Horst werd in een moerassig gebied gebouwd en hoogstwaarschijnlijk was het kasteelterrein opgehoogd. Kasteel Ter Horst bestond uit een voor- en hoofdburcht en werd omgeven door een singel en een buitengracht. Het kasteel kon men bereiken via twee bruggen: één over de gracht naar de voorburcht en één van de voorburcht naar de hoofdburcht. De eerder genoemde kapel stond op de voorburcht, evenals een boerderij en hoenderhok, zoals blijkt uit een rekening uit 1428. Uit dezelfde rekening blijkt dat de toren aan onderhoud toe was, zoals de schoorsteen en de kamer van de heer. |
Bewoners |
1163 - 1178 Bisschop Godfried van Rhenen - 1277 Elect-bisschop Jan van Nassau 1277 Jan van Cuyck ca 1315 Bisschop Guy van Avesnes 1325 Zweder van Abcoude ca 1368 Gijsbert van Vianen |
Huidige doeleinden |
Het kasteelterrein is nu weiland. Jammer genoeg is de oorspronkelijke hoogte
waarop het kasteel gestaan heeft, niet meer herkenbaar in het landschap. De funderingen zijn nog wel ondergronds aanwezig. |
Opengesteld | |
Foto's | |
Bronnen |
Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder
auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag. Afb. 1: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 1 Afb. 2: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht |