Ligging | De buitenplaats staat in de gemeente Amerongen, Overstraat nr. 25. |
Ontstaan | Het huis werd enkele jaren voor 1829 gebouwd. |
Geschiedenis |
Het huis wordt voor het eerst in 1829 genoemd, als ds. Coolhaas de mogelijkheid
krijgt om in het huis te wonen, omdat de pastorie in slechte staat verkeerde. In 1835 wordt het huis dan gekocht door de heer Johannes Willem Antonie Immink sr., die notaris te Amerongen is. Hij is getrouwd met Helena Wilhelmina Schouten en het echtpaar had 5 kinderen. Als hij in 1866 sterft, wordt het huis getaxeerd op f. 6500,-. Zijn vrouw blijft tot haat dood in het huis wonen, waarna de oudste zoon, J.W.A. Immink jr., burgemeester van de gemeente Bloemendaal, het huis erft. Een jongere broer van hem, mr. Rutgerus Cornelis Immink, gaat dan in het huis wonen. Deze broer was zijn vader opgevolgd als notaris en blijft dit tot 1884. Drie jaar later wordt het huis door J.W.A. Immink verkocht aan de opvolger van zijn jongere broer, Jacob Willem van Wieringen. Hij blijft eigenaar van het huis tot 1905, waarna hij het verkoopt aan de familie Temminck. Tot 1958 woont deze familie in het huis. Een aantal jaren later, in 1971 wordt het huis gekocht door Martinie Cornelia van den Hooven, die er samen met haar man 4 jaar woont, om het dan te verkopen aan de heer H. Wiegel, die dan partijleider van de V.V.D. en lid van de Tweede Kamer is. Hij blijft in het huis wonen, tot hij in 1982 Commissaris van de Koningin in Friesland wordt. Het huis wordt dan te koop aangeboden en gekocht door de familie Bruins Slot. |
Bewoners |
1829 - 1835 ds. Coolhaas 1835 - 1866 Johannes Willem Antonie Immink sr. 1866 Helena Wilhelmina Immink-Schouten - 1887 Johannes Willem Antonie Immink jr. 1887 - 1905 Jacob Willem van Wieringen 1905 - 1958 familie Temminck 1971 - 1975 Martinie Cornelia van den Hooven 1975 - 1982 H. Wiegel 1982 familie Bruins Slot |
Huidige doeleinden | Het huis is bewoond. |
Opengesteld | Het huis is niet toegankelijk. |
Foto's | |
Bronnen | Tekst: Kastelen en buitenplaatsen op en om de Utrechtse heuvelrug, 1996 |