De ringwalburcht op de Heimenberg

Ligging Op het zuidelijkste punt van de hoge Grebbeberg, die tot ver in de 19e eeuw Heimenberg en ook wel Tafelberg werd genoemd, in Rhenen.

Ontstaan Deze ringwalburcht is mogelijk in de 4e of 5e eeuw ontstaan.
Geschiedenis Op de Heimenberg ligt een door mensenhand opgeworpen oud stelsel van wallen en greppels rond een halfcirkelvormig vlak terrein. De toegang via de zuidzijde was slechts mogelijk via de vijftig meter hoge steile bergrand van de Grebbeberg. De vlakte binnen de burcht, met een totale lengte van 170 meter, is aan de overige zijden beschermd door een hoge aarden ringvormige wal, een droge gracht, een tweede, lagere wal met buitengracht en een buitenwal. Dze wallen hebben een lengte van 240 m en er waren twee ingangen aangebracht; de ene aan de oostelijke zijde en de andere aan de noordwestkant.
Zowel over de ouderdom van het complex als over de functie bestaan verschillende gissingen.

Het ligt voor de hand dat het complex een defensieve functie heeft gehad. De strategische ligging op het uiteinde van de berg van waaruit men een zeer groot deel van de Betuwe kan overzien en de hoogte van de wallen met het beperkte aantal smalle doorgangen, wijzen daarop. Waarschijnlijk zal de burcht als een zgn. onbewoonde vluchtburcht hebben gefunctioneerd en deel uitgemaakt hebben van een verdedigingsstelsel waar meer van dergelijke ringwalburchten toe behoorden.
In tijden van gevaar konden de omwonenden, meestal een aanzienlijke familie uit de buurt en zijn ondergeschikten, zich op een dergelijke burcht terugtrekken. In dat opzicht is het vergelijkbaar met ringwalburchten als Duno (bij Wageningen) en Elten, alsmede de Hunneschans aan het Uddelermeer. De laatste overigens in mindere mate, aangezien die niet op een hoogte is gesitueerd.

Over het ontstaan van de ringwalburcht op de Heimenberg oppert Heidinga dat het, gezien de afmetingen, afgezet tegen de geschiedenis, mogelijk is die in de 4e of 5e eeuw te plaatsen. In die tijd kwam een groot aantal vergelijkbare burchten tot stand in Europa. Na enige tijd niet gefunctioneerd te hebben, zal de burcht in de 9e en 10e eeuw, gedurende troebelen in het centrale deel van de Nederlanden, weer als toevluchtsoord gediend kunnen hebben. Een ontstaansdatum in de 9e eeuw acht hij minder waarschijnlijk, omdat in die tijd de aanleg van burchten van dergelijke afmetingen niet gangbaar was (Heidinga, 24-28).
Zoals gezegd werd de burcht niet voor bewoning gebruikt. Wel stond er een kapelletje. Op een kaart uit 1552 (afgebeeld bij het hoofdstuk over de Kerkelijke Gebouwen) staat die getekend. Uit archiefgegevens is bekend dat op de Heimenberg de Anthoniskapel heeft gestaan die in 1579 is gesloopt. Hoewel het puin is afgevoerd, zullen er zeker resten in de grond bewaard gebleven zijn. Het is heel goed mogelijk dat het tufsteenpuin dat in 1839 werd aangetroffen, van die kapel is geweest.

Vanaf de 17e eeuw is er binnen de ringburcht sprake van de aanwezigheid van een zogeheten Koningstafel. Deze Koningstafel is door kunstenaars in de 17e en 18e eeuw diverse malen getekend. Het was een geliefd punt voor een wandeling wegens het prachtige uitzicht over het rivierenland en op de stad Rhenen. De tafel bestond uit een gemetseld voetstuk met daarop een achtzijdige, hardstenen plaat. In een beschrijving van de Koningstafel uit 1837 valt te lezen dat er op de hardstenen plaat 'flaauwelijk de omtrekken van een menschenhoofd' te zien waren. Te controleren valt dat niet meer, want 'baldadige handen' hadden enige jaren daarna de steen van het voetstuk getrokken en naar beneden gegooid, waardoor hij in twee stukken gebroken was. Tien jaar later, ten tijde van Haakman's beschrijving van Rhenen en omstreken (1847), had men juist voetstuk en steen hernieuwd en weer opgesteld 'om alzoo het aloude eigenaardige van de plaats niet verloren te laten gaan'.
Om de 'tafel' stonden in de tweede helft van de 18e eeuw twaalf lindebomen. Ten tijde van Haakman waren het er nog maar vier en in 1890 drie. In hoeverre hieraan enige waarde gehecht moet worden - Van Iterson oppert de mogelijkheid van een plaats waar recht gesproken werd - is niet duidelijk. 17e-eeuwse afbeeldingen vertonen de plaats overigens geheel zonder bomen.

In het midden van de 19e eeuw waren er verschillende wandelpaden over de berg aangelegd. Op drie uitzichtpunten stonden zodenbanken, die tegen de wind waren afgeschermd door strohutten. Een lang leven waren die niet beschoren. Dezelfde baldadige elementen die de steen vernield hadden, waren schuldig aan het in brand steken van de hutten.
In 1847 blijkt dat de zitbank aan de noordwestzijde (van de Koningstafel) is vervangen door een ‘vierkant steenen gebouw met kamers, waarvan de eerste verdieping zich reeds boven de woning van den boswachter verheft, en dat, zoo het daarvan bestaande plan doorgaat, nog hooger gemaakt zal worden, opdat men er van alle kanten het ruime uitzigt over de geheele landstreek hebbe’ (Haakman, 1847, 188). Op dat moment is er dus sprake van twee bouwwerken, de boswachterswoning (die nog niet op de kadastrale kaart van 1830 voorkomt) en een vierkant stenen gebouw in aanbouw dat tot een belvédère moest uitgroeien.
Inderdaad heeft het ‘vierkante’ gebouw een verhoging met kantelen gekregen, die in 1980 wegens bouwvalligheid moesten worden gesloopt. Nadien is het huis snel in verval geraakt. In 1992 zijn de bijgebouwen bij de woning gesloopt. Thans staat er een ruïne.

In 2001 heeft er een archeologisch onderzoek plaats gevonden op het terrein. Dwars door de hoogste wal werd een sleuf van 3 x 15 m gegraven en op het voorterrein een sleuf van 1,5 x 50 m. Het zand uit deze sleufen werd gezeefd. De hoogste wal had een duidelijk profiel: De wal bestaat uit verschillende lagen, die telkens begroeid zijn geraakt, waarna ze weer met zand werden opgehoofd.
Aan de hand van de vondsten die werden gedaan, kon worden vastgesteld dat de wal in verschillende fasen, maar wel in korte tijd is opgebouwd. De voet van de wal bevond zich 1 m onder het huidige voetpad. Tevens werd hierdoor duidelijk dat zich hier oorspronkelijk een droge gracht bevond, die later is dichtgegooid en vervolgens opgehoogd.
Bij het uitgraven van de gracht tussen de twee wallen werd een vuurstenen dolk gevonden, die echter geen slijtsporen vertoonde, wat er op duidt dat deze waarschijnlijk een religieuze funktie had. De vondsten dateren alle van ongeveer 2000 jaar voor Chr. Het is echter onduidelijk wat deze vondsten over de ouderdom van de burcht kunnen zeggen.
In de sleuf op het voorterrein werden geen vondsten gedaan. Er werd vervolgens nog een sleuf gegraven aan de zuidzijde van de wal, richting het binnenterrein, die aantoonde, dat er nog een vierde gracht aanwezig is geweest. Tenslotte bleek dat de zuidelijke wal hoger was dan de noordelijke en ook breder en platter.
Bewoners Er zijn geen namen van bewoners bekend.
Huidige doeleinden Het terrein hoort nu bij het wandelgebied van de Grebbeberg.
Opengesteld Het terrein is vrij toegankelijk.
Foto's
Bronnen Tekst: Literatuur: Catharina L. van Groningen, De Utrechtse Heuvelrug deel 2 De Stichtse Lustwarande: Dorpen en landelijk gebied, Zeist/Zwolle 2000
Doede Kok, Ruurd Kok en Fred Vogelzang, red., Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2000-2001, Utrecht, 2002, blz. 102