Geschiedenis
|
Het huidige Huize Harmelen is een restant van de oude ridderhofstad Harmelen die mogelijk
rond 1300 gesticht is. Het ligt op de vroeger steeds wisselende grens tussen Holland en
Utrecht. Het huidige complex bestaat uit een geheel bewaard gebleven middeleeuwse
kelderverdieping met zware ribloze kruis- en tongewelven, die waarschijnlijk deels nog
oorspronkelijk zijn. In 1950 werd hierboven op een klein, kasteelachtig huis gebouwd.
In 1220 is er sprake van een Gerard van Hermalen voor, die zoon zou kunnen zijn van Herman
II van Woerden. De eerstvolgende vermelding van een heer van Harmelen stamt uit 1295. Het
gaat hier om Everard van Stoutenberg, die volgens een oorkonde eigenaar is van het huis.
Er bestond in die tijd ook een Hendrik van Hermalen, met wie Everard in verschillende
goederen gelijkberechtigd was. Op een of andere manier is het aandeel van Everard in het
bezit gekomen van de twee zoons van Hendrik, Hendrik en Wouter die in 1323 genoemd worden.
Aleyd van Harmelen, dochter van een van de twee, bracht het huis met een aanzienlijk
grondgebied aan het begin van de veertiende eeuw in het geslacht van haar echtgenoot, Dirk
van Zuylen. Hun zoon Zweder werd de nieuwe eigenaar van het kasteel. In 1374 nam hertog
Albrecht van Beyeren Harmelen in en verwoestte het. In 1415 ontving Zweders zoon Dirk het
huis in leen. In de strijd tussen bisschop David van Bourgondie en de stad Utrecht kwam
Harmelen opnieuw onder vuur te liggen, en werd na een kortstondige belegering geplunderd
en in brand gestoken. Het huis werd opnieuw herbouwd, en in 1536 erkenden de Staten van
Utrecht het als ridderhofstad. Met de dood van Dirk van Zuylen stierf het geslacht in
mannelijk lijn uit, en door het huwelijk van erfdochter Theodora, die in 1572 met het goed
beleend werd, kwam het in handen van haar echtgenoot, Maximiliaan van Baexen.
Van Baexen liet in 1633 het huis grondig moderniseren. Zijn achterkleinzoon Balthasar, die
het in 1664 in leen ontving, deed het goed over aan Ludolf de Wit. Diens kleinzoon Ludolf
Jan van Beusechem kwam in 1718 in het bezit van Harmelen. Ludolf Jan overleed in 1763, en
liet het na aan Godert Ludolf van Beusechem. Na het huwelijk van diens enige dochter met
Jacob de Joncheere werd het huis verder aan de tijd aangepast en verloor daardoor het
middeleeuwse karakter zowat geheel. Hun oudste zoon Adriaan de Joncheere was de laatste
ambachtsheer van Harmelen. Via huwelijk werd Stephan J.L. baron Creutz de eigenaar. Na
diens dood in 1913 werd het huis geveild. W.J. Spandaw uit Haarlem kocht het met de
bedoeling het te restaureren, maar in 1916 liet de toenmalige eigenaar, de Utrechtse
uitgever J.W.H. de Liefde, het huis slopen, en bouwde op de oude fundamenten een zeer
lelijk huis dat in 1940 weer afgebroken werd. De toenmalige eigenaar, J. Matser uit
Hilversum, wilde de rest van het nog bestaande muurwerk ook slopen, maar dit werd door de
Rijkscommissie verboden. De overgebleven kelderverdieping kwam daarna in handen van
fruitteler M.E.A. Baak, die de omliggende gronden reeds in bezit had. In 1950 bouwde hij
het huidige kasteelachtige huis. Na diens dood deed zijn weduwe het geheel over aan
chirurg H.P. Meyen.
|