Ligging | Deze buitenplaats stond bij Wijk bij Duurstede. |
Andere benaming | Noorthuijsen |
Ontstaan | Van oorsprong stond hier een hofstede. In 1607 is sprake van een "huys", terwijl in 1625 sprake is van een "heerhuys". |
Geschiedenis |
In het begin van de 16e eeuw komen we een hofstede tegen, die dan eigendom is van
Peter Janss van Wijck. Na zijn overlijden, komt het in bezit van zijn weduwe Clara
Peter Janss. De hofstede wordt verhuurd aan de familie Van Utrecht, die de
mogelijkheid krijgt de hofstede te kopen in 1552. In 1607 vestigt Jacob Claesen
(van Utrecht) een plecht (soort hypotheek) van 2400 Carolus guldens op 10 morgen
land "met huys, schuer, bergen, bepotinge, beplantinge ende bogaerden daer op
staende". Of hier de hofstede al uitgebouwd is tot een heerenhuis is
onduidelijk. Na zijn overlijden in 1622 woont zijn weduwe Marrighen Cornelis in de hofstede, maar waarschijnlijk was de schuldenlast te hoog en moet zij het geheel verkopen. In 1625 verkoopt zij "thien mergen lants soo wy als boulant meth heerhuys, getimmer, bongaert en bepotinge daer op staet" aan kapitein Maurice d’Hallart. Daarnaast koopt Maurice nog twee oude hofsteden en een aantal losse percelen, die hij allemaal samenvoegt tot één geheel. Volgens de beschrijving staat er in het midden van de 17e eeuw op Groot Noordhuijzen een aanzienlijk stenen huis met een plein of voorburg en een boomrijke oprijlaan. Zeer waarschijnlijk was het geheel toen ook al omgracht. Tot 1653 komen we echter de naam Noordhuijzen niet tegen. In dat jaar sluit Maurice, inmiddels kolonel, een plecht af op zijn huis Noorthuijsen. Door de heer d'Hallart werd Groot Noordhuijzen verder uitgebouwd tot buitenplaats, door op een stuk grond, van 4 morgen, en dat achter het huis lag, een bos aan te laten leggen en ook werden fruitbomen voor boomgaarden geplant. De twee andere boerderijen werden door hem verpacht en hij noemde zich "heer van Noorthuijzen". Ook na 1653 koopt hij nog verschillende stukken grond erbij en in 1655 wordt hij beleend met een hoeve te Neerlangbroek. In 1661 sterft hij en wordt in Amersfoort begraven. Zijn weduwe, Anthonetta Fournier, gaat samen met haar kinderen op de buitenplaats wonen, maar al een jaar later sluit zij een plecht af van f. 5000,- bij Joachim Nieustadt, en in 1665 verkopen zij heel Noordhuijzen aan deze Joachim. Het huis wordt dan omschreven als "seeckere heerhuysinge met bergen, duyfhuysen, wagenhuys, stallinge en visserye aen voorsz. Huysinge en een bergschuer, schuren en groote dreeff van ipen mitsgaders vier mergen boomgaerdts van appelen en peerboomen, noch drie mergen kersboomgaerden en ontrent vier mergen Bosch en wijde daer in staen een groote partye van opgaende ipen en eikeboomen, gelegen aen de Noort in de Geregte van Wyck, genaemt Noorthuysen, item noch twee hoffsteden.. ider met syn bergen, schuren, duyfhuysen, boomgaerden en landeryen daer aen gelegen, tesamen mette boomgaerde groot ontrent veertich mergen bestaende in weyden, bouwlandt soo binnen als buytendycks gelegen". Twintig jaar later, op 22 september 1685, verkopen de erfgenamen van Joachim Noordhuysen aan Anthony Godin, heer van Cockengen en Spengen, kanunnik in het kapittel van Oudmunster. In de beschrijving van de verkochte goederen komen we nu nog maar één pachtboerderij tegen, dus waarschijnlijk is één van de twee boerderijen voor 1685 afgebroken. Opmerkelijk is dat de erfgenamen van Joachim Nieustadt de hofstede pas in 1698 op Anthony Godin transporteerden. Anthony Godin verhuurt de buitenplaats aan Aart Vereem, die al vanaf 1684 vermeld staat als "Aert op de hoffstede Noorthuysen". Vanaf 1699 wordt Noorthuysen verhuurt aan Willem Cornelisse van Doorn, voor 250 gulden per jaar. Hij mag daarbij gebruik maken van enkele vertrekken "in de huysinge als de keuken, de kamer over de keuken, de kelder, kelderkamer en wat daer boven is". Met Willem Cornelisse van Doorn ging het financieel steeds slechter. Jarenlang kon hij de pacht niet betalen en hij raakte zo zwaar in de schulden, dat hij in 1713 toestemming moest geven aan Sibilla van Hartigh, de weduwe van Anthony Godin, en haar zoon David Everard Godin om over te gaan tot executie van al zijn goederen. Direct wordt er weer een nieuwe huurder gevonden in de persoon van Gerrit de Heusch. In 1714 gaat David Everard Godin over tot de verkoop van "tweehondert vijfenvijftig ype en daer onder eenige weynige eyckeboomen, als deselve staende sijn op de Lange Laen van de huyse en hofstede Noordthuysen..". Bij de verkoop werd bepaald, dat de bomen met wortel en al gerooid moesten worden en werden verkocht voor 1250 gulden aan Jan Bruynenburg. Het is niet bekend of er langs de oprijlaan nieuwe bomen werden geplant. Tot 1740 wordt de boerderij gehuurd door Gerrit de Heusch, waartoe "het heerenhuys" niet meer behoort. In 1742 wordt de pacht overgenomen door Huybert Volkertsen van de Leemkolk, die een zoon is van Volkert Tonissen die al vele jaren de hofstede Klein Noorthuijzen pachtte. Ook nu blijft het ‘heerenhuys’ buiten de pacht, omdat de verhuurder dit zelf gebruikte. Beide hofsteden "Groot en Klein Noorthuijzen" zijn vanaf nu samengevoegd in één pachtcontract. Na het overlijden van David Everard Godin, had zijn dochter Adriana Everdina Godin waarschijnlijk weinig belang bij de buitenplaats en zij besluit het huis openbaar te veilen in 1763. Voor slechts 880 gulden wordt het geheel verkocht aan Daniel Jan Strick van Linschoten, advocaat aan het hof van Utrecht. Groot Noorthuijzen bestaat dan uit "hofstede, huisinge, berghen, schuur en duijfhuijs en verder getimmerte". Huybert Volkerse van de Leemkolk blijft tot zijn dood in 1778 pachter van de twee boerderijen. Huybert wordt als pachter opgevolgd door zijn zoon Volkert; tot 1782 van beide boederijen en daarna nog alleen van Groot Noordhuijzen. De omschrijving van het gepachte luidt dan: "Heerehuis en daar annex staande Boerenwoning, schuur en duifhuis en drie bergen met vierentwintig mergen boomgaard en weijland". De eigenaar behield zich het recht om "twee kamers van de heerenhuizinge te meubileeren om van tijd tot tijd, wanneer ’t zijn Ed. moge conveneeren, zijn optrek te nemen". Vanaf het begin van de 19e eeuw komen we Krijn Krouwel tegen als pachter van Groot Noorthuijzen. Ook rond 1850, in een lijst van huiseigenaren, zijn Groot en Klein Noordhuijzen nog eigendom van de familie Strick van Linschoten, hoewel beide als "boerenwoning" worden aangeduid. In de lijst komt de term "heerenwoning" wel voor, maar dit geldt niet voor Groot Noorthuijzen. Voor 1850 zal de oorspronkelijke 17e-eeuwse herenhuis totaal vervallen of afgebroken zijn. |
Bewoners |
begin 16e eeuw Peter Janss van Wijck - ca 1552 Clara Peter Janss, weduwe van voorgaande vóór 1523 Dirck Janss van Utert, getrouwd met Geertruijt Gerritsdr (huurder) - na 1552 Jacob van Utrecht (huurder, 1552 gekocht) ca 1562 - ca 1607 Claes Jacobss (van Utrecht) ca 1607 - 1622 Jacob Clasen (van Utrecht) 1622 - 1625 Marrighen Cornelis, weduwe van voorgaande 1625 - 1661 kapitein Maurice d’Hallart (koop) 1661 - 1665 Anthonetta Fournier, weduwe van voorgaande 1665 - 1685 Joachim Nieustadt (koop) 1685 - 1708 Anthony Godin (koop) 1708 Sibilla van Hartigh, weduwe van voorgaande - ca 1763 David Everard Godin 1763 Adriana Everdina Godin 1763 - 1776 Daniel Jan Strick van Linschoten 1776 - 1850 familie Strick van Linschoten |
Huidige doeleinden | Op de plaats van deze buitenplaats bevindt zich nu een boerderij. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's | |
Bronnen | Tekst: G. van Woudenberg, Tien oude hofsteden in de vrijheid van Wijk: veranderingen in eigendom en gebruik van circa 1500 tot 1850 (deel 1), in: "Het Kromme-Rijngebied", tijdschrift van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', december 2008 42-4, blz 87 - 95 |