Geschiedenis
|
De naam Bongenaer komen we voor het eerst tegen in 1439. Het is dan veel groter
dan 5 ha en is een bezit van het Kapittel van St. Marie. Het land wordt voor
10 jaar in erfleen gegeven aan Dirk Monesz. Daarna wordt het terrein regelmatig
voor korte tijd in leen gegeven aan andere pachters.
In 1549 wordt in een leenacte voor het eerst gesproken over een gebouw: 'Sess
merghen landts genoempt den Bongenaer mytten getymmer, geboomte ende bepotinge
dair op staende'. In die tijd staat er een boerderij, die langs de Schalkwijkse
Wetering staat.
Op een tekening uit 1626 zien we meerdere gebouwen en is ook het buitenhuis De
Bongenaar afgebeeld. Dit huis was in gebruik bij invloedrijke Utrechters. In 1634
wordt het huis in eeuwige erfpacht gegeven aan Jan Aert Teunisz door het Kapittel
van St. Marie, die later de naam Bongenaer aan zijn naam toevoegt. Na zijn dood
in 1664, wordt het huis bewoond door zijn dochter Lijsbeth. Elf jaar later sterft
zij en het huis vererft op haar achterneef Aert Aerts Bongenaer den Oude.
Tenslotte wordt deze Aert weer opgevolgd in 1684 door opnieuw een Aert
Bongenaer.
In 1762 blijkt het huis eigendom te zijn van Isaäc Verborght. Hij is lid van het
Vroedschap van Utrecht en oud-burgemeester van de stad. Tegen het einde van dat
jaar, op 6 november, krijgt De Bongenaer een nieuwe eigenaar: Arnold Pit. Hij is
een gezeten burger van de stad Utrecht; Kanunnik van het Kapittel van St. Marie;
lid van de Raad en Schepen van de stad Utrecht en Hoogheemraad van het waterschap
Bijleveld. Hij is eerst getrouwd met Arnoldina Grothe, maar hun huwelijk blijft
kinderloos. Na haar overlijden trouwt hij met Elisabeth Abeleven, bij wie hij een
zoon en een dochter krijgt. Als Arnold op 17 november 1782 sterft, zijn zijn
kinderen nog minderjarig, en er wordt besloten de buitenplaats te verkopen.
Waarschijnlijk woonde de familie al nooit in het huis, want bij de koop in 1762
wordt het huis verpacht aan Gijsbert Ruisch.
De nieuwe eigenaresse wordt Maria Barbara de Obry. Zij gaat er samen met haar
echtgenoot, Salomon Johan Baron van Gersdorff, gepensioneerd luitenant van het
Utrechtse leger, wonen. Waarschijnlijk wonen ze er niet met plezier, want op 15
september 1785 wordt het huis al weer verkocht aan de Haarlemmer Jan
Lincklaan.
Het huis wordt gekocht voor f. 8500,- en in de koopacte wordt naast het
huis gesproken over een 'Speelhuys, tuynmans woninge, Schuur, Schuytenhuys, moes-
en vrugttuynen, [...], stallinge en koetshuys'. Nog steeds is het landgoed 6 ha
groot. Lang plezier heeft deze Haarlemmer niet van zijn huis gehad, want twee
jaar later verkoopt hij het al weer.
De nieuwe eigenaar wordt dan Pieter Mollem Zijderveld uit Amsterdam. Uit de
koopacte blijkt dat het huis nog steeds gepacht wordt door de familie Ruisch: de
pachter is Jan Gijsbert Ruisch, een zoon van de hierboven genoemde Gijsbert
Ruisch. Zes jaar later wordt het huis al weer verkocht. De oorzaak van deze
verkoop ligt waarschijnlijk op financieel gebied.
Voor f. 9600,- gaat het huis in 1793 over in handen van Amos Rinkhuizen. Hij gaat
echter niet in het huis wonen, want we weten dat vanaf dat jaar tot 1814 de
familie Ruisch in het huis woont.
Daarna gaat het huis enkele keren in andere handen over, tot in 1822 een Gerrit
Schalij eigenaar van het buiten wordt. Hij gaat er ook al niet zelf wonen,
maar biedt het huis te huur aan. Rond 1840 vinden we dan als huurder Jonkheer
Barthold Reinier de Geer van Rijnhuizen.
Op 16 juli 1855 wordt het testament geopend van Gerrit Schalij, die enkele
dagen daarvoor overleden was; zijn vermogen werd toen geschat op ongeveer
f. 100.000,- Zijn dochter Cornelia, die getrouwd is, met Joris Sanderson, erft De
Bongenaar. Bij het overlijden van Joris in 1875, worden zijn bezittingen weer
verdeeld onder zijn 4 kinderen. De enige zoon van het echtpaar, Nicolaas
Sanderson, erft dan het landhuis. Inmiddels is het huis door de vele leegstand
vervallen tot een groot en slecht onderhouden landhuis. Omdat het niet meer voor
bewoning geschikt is, wordt in 1883 begonnen met de sloop van het landgoed.
Eerst verdwijnen er enkele bijgebouwen, maar in 1885 is het buitenhuis aan de
beurt.
De Bongenaar bestond uit drie verdiepingen: een benedenverdieping, bestaande uit
vier kamers, een provisiekamer en een keuken, een bovenverdieping, bestaande uit
zes kamers en een zolder.
|